C-327/20 New Media Development & Hotel Services

Contentverzamelaar

C-327/20 New Media Development & Hotel Services

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     6 oktober 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     22 november 2020

Trefwoorden : bestrijding betalingsachterstand handelstransacties; goederen

Onderwerp :

-           Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties;

-           Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties;

 

Feiten:

De schatkist (verzoekster) heeft jegens New Media Development & Hotel Services (verweerster) een verzoek tot betaling van jaarlijkse canon ingediend. De vordering m.b.t. de hoofdsom wordt niet betwist door de partijen. De beslissing van de rechter in eerste aanleg die over deze betaling heeft geoordeeld, is definitief. Verzoekster heeft alsnog hoger beroep ingesteld met vanwege de door de rechter afgewezen vordering tot veroordeling van verweerster tot het betalen van wettelijke rente uit hoofde van betalingsachterstand bij handelstransacties. De rechter heeft deze vordering afgewezen op grond dat de canon voortvloeit uit de wet en niet uit een overeenkomst tussen de betrokken partijen. De verwijzende rechter heeft geoordeeld dat deze verplichting voortvloeit uit de overeenkomst waarbij het recht van użytkowanie wieczyste (Pools erfpacht) op het onroerende goed is verleend en, in het geval dat dit recht bij wet wordt vastgesteld, van rechtswege een contractuele relatie tussen de eigenaar van het onroerende goed en de houder van het recht van użytkowanie wieczyste ontstaat, zodat het standpunt van de rechter in eerste aanleg op dit punt niet in aanmerking kan worden genomen.

 

Overweging:

In deze situatie is de vraag gerezen of de schatkist bij het innen van dergelijke vergoedingen wettelijke rente uit hoofde van betalingsachterstand bij handelstransacties of gewone wettelijke vertragingsrente kan vorderen. Beantwoordt de verlening van het recht van użytkowanie wieczyste op een onroerend goed aan het begrip “levering van goederen” of “verrichting van diensten” in de zin van artikel 2 en artikel 4.1) u.p.n.o. (wet betreffende de buitensporige vertragingen bij handelstransacties) die is vastgesteld ter uitvoering van richtlijn 2011/7? Tegen de achtergrond van de bepalingen van deze Poolse wet is in de rechtsleer een geschil ontstaan over de vraag of het begrip “goederen” ook betrekking heeft op onroerende goederen. Opgemerkt zij dat de u.t.z. (wet betreffende de betalingstermijn bij handelstransacties) en richtlijn 2011/7/EU de begrippen “levering van goederen” en “goederen” niet definiëren.

 

Prejudiciële vragen:

1) Moeten de bepalingen van artikel 2, punt 1), van richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (herschikking) (PB 2011, L 48, blz. 1) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een uitlegging van artikel 2 en artikel 4, punt 1), van de ustawa o przeciwdziałaniu nadmiernym opóźnieniom w transakcjach handlowych (wet betreffende de bestrijding van buitensporige vertragingen bij handelstransacties) van 8 maart 2013, volgens welke het begrip „goederen” geen betrekking heeft op onroerende goederen en het begrip „levering van goederen” geen betrekking heeft op de verlening van het zakelijke recht van użytkowanie wieczyste op een onroerend goed in de zin van artikel 232 en volgende van de kodeks cywilny (burgerlijk wetboek) en, eventueel, een dergelijke handeling niet als verrichting van een dienst kan worden beschouwd?

2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moeten de bepalingen van artikel 2, punt 1), van richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (herschikking) (PB 2011, L 48, blz. 1) aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een uitlegging van artikel 71 en volgende van de ustawa o gospodarce nieruchomościami (wet op het beheer van onroerende goederen) van 21 augustus 1997 en van artikel 238 van de kodeks cywilny, volgens welke de inning van de jaarlijkse canon voor het zakelijke recht van użytkowanie wieczyste door de Skarb Państwa (schatkist) van entiteiten die een economische activiteit uitoefenen maar die niet de oorspronkelijke entiteiten waren ten gunste waarvan de Skarb Państwa het recht van użytkowanie wieczyste heeft gevestigd maar die dit recht van andere rechthebbenden hebben verworven, niet wordt bestreken door de begrippen „handelstransactie” en „overheidsinstantie” in de zin van artikel 2, punten 1) en 2), van voornoemde richtlijn en van artikel 2 en artikel 4, punt 1), van de ustawa o przeciwdziałaniu nadmiernym opóźnieniom w transakcjach handlowych van 8 maart 2013, en, eventueel, een dergelijke activiteit niet binnen de werkingssfeer van de hierboven genoemde richtlijn en wet valt?

3) Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord: moeten de bepalingen van artikel 12, lid 4, van richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (herschikking) (PB 2011, L 48, blz. 1) en van artikel 6, lid 3, onder b), van richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een uitlegging van artikel 15 van de ustawa o przeciwdziałaniu nadmiernym opóźnieniom w transakcjach handlowych van 8 maart 2013 en van artikel 12 van de ustawa o terminie zapłaty w transakcjach handlowych (wet betreffende de betalingstermijn bij handelstransacties) van 12 juni 2003 die uitsluit dat de bepalingen van voornoemde richtlijn en van de wet ter uitvoering daarvan worden toegepast op overeenkomsten betreffende de verkoop van het  zakelijke recht van użytkowanie wieczyste aan de huidige rechthebbende, die gehouden is tot betaling van een jaarlijkse vergoeding daarvoor, indien deze overeenkomsten zijn gesloten na 28 april 2013 en 1 januari 2004 maar de oorspronkelijke verlening van het recht van użytkowanie wieczyste op de grond door de Skarb Państwa ten gunste van de andere entiteit heeft plaatsgevonden vóór 28 april 2013 en 1 januari 2004?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Commissie/Italië 7/68; C-155/73; 6/64; Commissie/België C-2/90; SETTG C-398/95; Commissie/Italië C-360/89; C-272/94.

Specifiek beleidsterrein: EZK;