C-329/25 SAS
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 28 juli 2025 Schriftelijke opmerkingen: 14 september 2025
Trefwoorden: staatssteun, onrechtmatigheidsrente, doeltreffendheid
Onderwerp: VWEU: artikel 108, lid 3.
Scandinavian Airlines (SAS) ontving in oktober 2020 COVID-19-steun van Denemarken en Zweden. Deze steun was aangemeld en goedgekeurd door de Europese Commissie. In mei 2023 heeft het Gerecht deze goedkeuring nietig verklaard wegens een technisch gebrek (ontbreken van een verhogingsmechanisme). In november 2023 werd de steun opnieuw goedgekeurd, nu met het mechanisme. Het is de vraag of SAS ‘onrechtmatigheidsrente’ moet betalen over de periode oktober 2020-november 2023 toen de steun technisch gezien onrechtmatig was door de nietigverklaring, ook als de fout door de Commissie komt.
Prejudiciële vragen: (1) Is de verplichting tot betaling van onrechtmatigheidsrente, zoals die onder meer voortvloeit uit het arrest van 12 februari 2008, CELF (C-199/06, EU:C:2008:79), van toepassing in een situatie als die in het hoofdgeding, gelet op het feit dat: a. de in artikel 108, lid 3, VWEU neergelegde verplichting tot voorafgaande aanmelding is nagekomen door de lidstaat die de steun heeft verleend en de betaling van de verenigbare steun heeft plaatsgevonden na goedkeuring door de Commissie, voor zover de onrechtmatigheid van de steun voortvloeide uit het feit dat deze goedkeuring later door het Gerecht nietig is verklaard en de steun vervolgens door de Commissie opnieuw is goedgekeurd, waarna deze nieuwe goedkeuring opnieuw wordt betwist bij het Gerecht, waar de zaak thans aanhangig is; b. het gebrek in het eerdere besluit van de Commissie dat de nietigverklaring van dat besluit door het Gerecht rechtvaardigde (in casu het ontbreken van een verhogingsmechanisme), geen gevolgen heeft gehad gedurende de periode van onrechtmatigheid, aangezien de inwerkingtreding van het verhogingsmechanisme tijdelijk was gekoppeld aan de betaling van de steun en niet aan de vaststelling van de nieuwe goedkeuring door de Commissie; en c. de doelstelling van de steun om een verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen in de zin van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU, in gevaar kan worden gebracht indien de steun pas kan worden toegekend nadat de rechterlijke toetsing van het besluit van de Commissie is afgerond?
(2) Indien de in de eerste vraag genoemde verplichting tot betaling van rente in beginsel bestaat, kan een situatie als die in de onderhavige zaak dan een uitzonderlijke omstandigheid vormen die een beperking van de verplichting van de begunstigde van de steun tot betaling van onrechtmatigheidsrente kan rechtvaardigen?
(3) Verzet artikel 108, lid 3, VWEU, gelezen in samenhang met het doeltreffendheidsbeginsel, zich ertegen dat een lidstaat die steun heeft verleend het recht van een andere lidstaat toepast, ook in een situatie als die in de onderhavige zaak, waarin hij de terugvordering van onrechtmatige steun moet gelasten, met inbegrip van de inning van onrechtmatigheidsrente? Welke invloed hebben de verplichtingen van de lidstaten overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU, gelezen in samenhang met het doeltreffendheidsbeginsel, op de vraag welk recht van welke lidstaat moet worden toegepast bij de terugvordering van de steun en bij de berekening van de onrechtmatigheidsrente?
(4) Moet artikel 108, lid 3, VWEU, gelezen in samenhang met het doeltreffendheidsbeginsel, aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat de rentevoet voor een vordering van onrechtmatigheidsrente vaststelt overeenkomstig hoofdstuk V van verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004, zoals gewijzigd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-199/06 CELF; T-238/21 Ryanair/Commissie; C-445/19 Viasat Broadcasting UK.
Specifiek beleidsterrein: EZ