C-330/21 The Escape Center

Contentverzamelaar

C-330/21 The Escape Center

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     14 juli 2021
Schriftelijke opmerkingen:                     30 augustus 2021

Trefwoorden : btw; sportaccommodaties;

Onderwerp :

Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw-richtlijn);

Feiten:

Eiseres is geregistreerd als btw-belastingplichtige voor de activiteit van “fitnesscentra”. Zij verleent toegang tot lokalen waar men op toestellen de conditie verbetert en spieren ontwikkelt. Het gebruik van de fitnesstoestellen gebeurt ofwel individueel ofwel in groep, al dan niet met (een beperkte) begeleiding. Eiseres heeft eerst steeds 21% btw aangegeven, maar na het arrest van het Hof van beroep te Antwerpen van 17 september 2013 was eiseres van mening dat op haar totale activiteit het verlaagd btw-tarief van 6% in plaats van het normaal btw-tarief van 21% toepasselijk is. Het verschil van 15% aan btw, zijnde 48.622,64 euro, werd voor de periode 2015 t/m het eerste kwartaal 2018 door eiseres teruggevraagd. De fiscale administratie ging daar niet mee akkoord en stuurde een correctieopgave. Met het daarop ingesteld beroep vordert eiseres nietigverklaring van de correctieopgave, de terugbetaling te bevelen van alle bedragen die wederrechtelijk op grond van dit dwangbevel werden geïnd, de Belgische Staat te veroordelen tot de kosten van het geding, en een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof. De verweerder vordert afwijzing van het verzet van eiseres en veroordeling van eiseres tot alle kosten van het geding. Volgens eiseres gaat de fiscale administratie, door te stellen dat het recht gebruik te maken van sportaccommodaties restrictief moet begrepen worden en dat men hieronder niet meer valt zodra er sprake is van enige begeleiding, voorbij aan het doel van de mogelijkheid tot het toepassen van een verlaagd tarief in de zin van artikel 98 van de btw-richtlijn.

Overweging:

De rechtbank is van oordeel dat (reeds) in eerste aanleg een prejudiciële vraag aan het Hof noodzakelijk is omdat de fiscale administratie de fitnesscentra in de praktijk ongelijk behandelt (bepaalde controleurs zouden het 6%-tarief aanvaarden, anderen zijn akkoord met een gemiddeld btw-tarief, en weer andere controleurs stellen dat het 21%- tarief dient toegepast te worden op alle activiteiten van het fitnesscentrum). Daarnaast is de Nederlandse fiscale administratie kennelijk dezelfde mening toegedaan als eiseres en houdt er dus een andere interpretatie op na dan haar Belgische evenknie. In Nederland valt het “geven van gelegenheid om te sporten” onder het 9%-tarief. Daaronder vallen volgens haar ook “diensten, zoals het geven van lessen, instructies of begeleiding”. Er is dus geen eenvormige richtlijnconforme interpretatie desbetreffend.

Prejudiciële vraag:

Dient artikel 98, tweede lid van Richtlijn 2006/112, gelezen in samenhang met bijlage III, 14) van die richtlijn, in die zin te worden uitgelegd dat het recht gebruik te maken van sportaccommodaties enkel onder het verlaagd btwtarief valt, indien daarbij geen individuele begeleiding of begeleiding in groep wordt verstrekt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-253/07

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal