C-333/22 Ligue des droits humains 

Contentverzamelaar

C-333/22 Ligue des droits humains 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    27 juli 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    13 september 2022

Trefwoorden: politionele informatie, recht op toegang tot persoonsgegevens, verwerking

Onderwerp:

Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad

Feiten:

In 2016 wenste BA mee te werken aan de montage en demontage van de installaties voor de tiende editie van de „Europese ontwikkelingsdagen” in Brussel. Hij diende daarvoor te beschikken over een „veiligheidsattest”. Bij brief van 22-06-2016 heeft de Nationale Veiligheidsoverheid de afgifte van het vereiste veiligheidsattest geweigerd op basis van de door BA verstrekte gegevens. Bij wet van 30-07-2018 is de toezichthoudende autoriteit op de politionele informatie opgericht, „Controleorgaan op de politionele informatie” genoemd. Op 04-02-2020 heeft de raadsman van BA het Controleorgaan op de politionele informatie verzocht om de verantwoordelijken voor de litigieuze verwerking te identificeren en hen te gelasten BA toegang te verlenen tot alle hem betreffende informatie. Het Controleorgaan op de politionele informatie heeft geantwoord dat BA slechts een recht op onrechtstreekse toegang heeft en verzekerd dat het de persoonsgegevens van BA zou verifiëren om de rechtmatigheid van een eventuele verwerking in de Algemene Nationale Gegevensbank te waarborgen. Op 02-09-2020 hebben BA en de Ligue des droits humains het Controleorgaan op de politionele informatie krachtens artikel 209 van de wet van 30-07-2018 gedagvaard voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Brussel,  waarbij zij in wezen verzochten om toegang tot alle persoonsgegevens betreffende BA en bijgevolg vorderden dat het Controleorgaan op de politionele informatie de verwerkingsverantwoordelijken en de eventuele ontvangers van die gegevens identificeert. Appellanten klagen over een algemene en systematische uitzondering op het recht op toegang tot de persoonsgegevens, aangezien het recht op toegang slechts onrechtstreeks kan worden uitgeoefend via het Controleorgaan op de politionele informatie en zij bekritiseren meer in het bijzonder het feit dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen het besluit van het Controleorgaan op de politionele informatie.

Overweging:

De gegevens die door de politiediensten worden verwerkt, zoals de litigieuze gegevens, zijn naar Belgische recht onderworpen aan een bijzondere regeling. Zoals is toegestaan op grond van artikel 17 van richtlijn 2016/680, bepaalt artikel 42 van de wet van 30-07-2018 dat verzoeken uit hoofde van de rechten op persoonsgegevens worden gericht aan het Controleorgaan op de politionele informatie, dat de betrokkene enkel meedeelt dat „de nodige verificaties werden verricht”. De „contextuele informatie” die het Controleorgaan op de politionele informatie aan de betrokkene kan verstrekken, is tot nu toe niet gepreciseerd in een koninklijk besluit waarin de wet voorziet. Hoewel artikel 17, lid 3, van de richtlijn vereist dat de betrokkene in kennis wordt gesteld van zijn recht om beroep in te stellen bij de rechter, verzoekt artikel 42 van de wet de toezichthoudende autoriteit niet om de betrokkene te informeren over dit recht. Artikel 17, lid 3, van de richtlijn is dus niet omgezet in nationaal recht.  Verder stelt de verwijzende rechter vast dat de vordering tot staking, zoals geregeld in de artikelen 209 en volgende van de wet van 30-07-2018, BA evenmin een daadwerkelijk rechtsmiddel verleent tegen het Controleorgaan op de politionele informatie. Ten slotte, ook al is de vordering tot staking geregeld in de wet van 30-07-2018, zou elk ander beroep dat door BA wordt ingesteld op dezelfde obstakels stoten, aangezien BA zijn rechten jegens de verwerkingsverantwoordelijke niet persoonlijk kan uitoefenen, noch de uitoefening van zijn rechten via het Controleorgaan op de politionele informatie achteraf kan controleren of het optreden van dit orgaan kan toetsen aan haar eerste antwoord, hoewel dat volgens artikel 17 van de richtlijn en de wet van 30-07-2018 mogelijk is.

Prejudiciële vragen:

1. Vereisen artikel 47 en artikel 8, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat wordt voorzien in een voorziening in rechte tegen een onafhankelijke toezichthoudende autoriteit zoals het Controleorgaan op de politionele informatie, wanneer zij de rechten van de betrokkene uitoefent jegens de verwerkingsverantwoordelijke?

2. Is artikel 17 van richtlijn 2016/680 in overeenstemming met artikel 47 en artikel 8, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals uitgelegd door het Hof van justitie, voor zover het de toezichthoudende autoriteit – die de rechten van de betrokkene uitoefent jegens de verwerkingsverantwoordelijke – slechts verplicht om de betrokkene ervan in kennis te stellen „dat alle noodzakelijke controles of een evaluatie door de toezichthoudende autoriteit hebben plaatsgevonden” en in kennis te stellen „van zijn recht om beroep in te stellen bij de rechter”, hoewel er aan de hand van dergelijke informatie geen controle a posteriori kan worden uitgeoefend op het optreden en de beoordeling van de toezichthoudende autoriteit met betrekking tot de gegevens van de betrokkene en de verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: JenV

Gerelateerde documenten