C-340/24 en C-442/24 Artollisi e.a. 

Contentverzamelaar

C-340/24 en C-442/24 Artollisi e.a. 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    1 oktober 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    17 november 2024

Trefwoorden: erkenning beroepskwalificaties

Onderwerp: 
-    Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, zoals gewijzigd bij richtlijn 2013/55/EU: overwegingen 1 en 3 en artikelen 1, 4, 13 en 14;
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 45, 49 en 165;
-    Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ondertekend te Lissabon, 13 december 2007: artikel 5.

Feiten:
C-340/24
Verzoekende partij is ‘EW’. EW heeft op 2 juli 2021 in Spanje een titel verkregen ter afsluiting van een specialisatieopleiding gericht op de specifieke behoefte aan ondersteunend onderwijs. Op 14 december 2021 heeft EW een verzoek ingediend tot erkenning van de titel in Italië, met het oog op de specialisatie van ondersteuning in het hoger secundair onderwijs. De titel werd niet door Spanje erkend, omdat de gevolgde opleiding een kwalificatie betreft die de universiteit niet officieel heeft erkend, en in Spanje geen recht verleent op uitoefening van het gereglementeerde beroep van docent basisonderwijs in de specialisaties therapeutische pedagogie of gehoor en taal, de kwalificaties die in Spanje voor bijzonder onderwijs vereist zijn. 

C-442/24
De feiten in de zaak C-442/24 komen overeen met de feiten in zaak C-340/24.

Overweging:
C-340/24
De verwijzende rechter vraagt zich af of de nationale regelgeving verenigbaar is met het Unierecht, waarin de lidstaat van oorsprong de titel die het voorwerp is van het in de ontvangende staat ingediende verzoek om erkenning niet wettelijk heeft erkend als een officiële titel die het recht verleent het overeenkomstige beroep uit te oefenen. Uit richtlijnen 2005/36/EG en 2013/55/EG volgt dat het bevoegde ministerie altijd zorg moet dragen dat de inhoud van de in de lidstaat van oorsprong gevolgde opleiding wordt beoordeeld door deze te vergelijken met de inhoud van de opleiding in de rechtsorde van de ontvangende staat. 

C-442/24
De overwegingen van de verwijzende rechter zijn in deze zaak dezelfde als in de zaak C-340/24.

Prejudiciële vragen C-340/24 en C-442/24 zijn identiek:
I) Moet artikel 13 van richtlijn 2005/36/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 20[13]/55/EU, gelezen in het licht van de communautaire doelstelling hinderpalen voor het vrije verkeer van personen en diensten tussen de lidstaten en het vrije verkeer van docenten af te schaffen, aldus worden uitgelegd dat deze bepaling, met betrekking tot de intracommunautaire erkenning van beroepskwalificaties, in het bijzonder wat betreft de specialisatietitel voor ondersteunend onderwijs, eraan in de weg staat dat een nationale regeling aldus wordt uitgelegd en toegepast dat de voorwaarden voor erkenning kunnen worden geacht ook te zijn vervuld indien met de in de lidstaat van oorsprong verworven specialistische opleidingstitel het overeenkomstige beroep in die lidstaat niet kan worden uitgeoefend en die lidstaat deze titel niet wettelijk erkent als titel die het recht verleent om dat beroep uit te oefenen? 
II) Indien artikel 13 van richtlijn 2005/36/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 20[13]/55/EU, niet aan die uitlegging en toepassing in de weg staat, moeten de bepalingen van titel III, hoofdstuk I, van richtlijn 2005/36/EG dan aldus worden uitgelegd dat de tot erkenning van kwalificaties bevoegde autoriteiten, na een verzoek daartoe te hebben ontvangen, hoe dan ook altijd verplicht zijn om de inhoud te beoordelen van alle door de betrokken persoon overgelegde documenten die zijn beroepskwalificatie kunnen aantonen, zelfs indien die kwalificatie in de lidstaat van oorsprong geen recht verleent op de uitoefening van het overeenkomstige beroep, en om te beoordelen of de opleiding waarvan die documenten het bewijs vormen, voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de betreffende beroepskwalificatie in de ontvangende lidstaat, en om in voorkomend geval compenserende maatregelen toe te passen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-166/20 Lietuvos Respublikos sveikatos apsaugos ministerija; C-313/01 Morgenbesser

Specifiek beleidsterrein: EZ; OCW