C-342/15 Piringer

Contentverzamelaar

C-342/15 Piringer

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   24 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   10 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   10 oktober 2015
Trefwoorden: vrije dienstverrichting (advocaten)

Onderwerp
- VWEU artikel 56 e.v. (vrij dienstenverkeer);
- Richtlijn 77/249/EEG van de Raad tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten;
- Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt

Verzoekster Leopoldine Gertraud Piringer heeft de helft van een onroerende zaak in Summerau/OOS in eigendom. Zij laat in februari 2009 in Budweis/TSJ een verzoek tot inschrijving in het kadaster opstellen en laat de handtekening op de akte legaliseren door een TSJ advocaat. In juli 2014 dient zij in OOS een verzoekschrift in voor inschrijving van de koopakte in OOS, waarbij zij zich beroept op de tussen OOS en TSJ (voormalig Tsjechoslowakije) in 1961 gesloten verdrag. Haar verzoek wordt afgewezen omdat niet aan de in het verdrag gestelde voorwaarde is voldaan dat de handtekening door een rechter of notaris is gelegaliseerd en er ontbreekt een officieel stempel. De legalisering van verzoeksters handtekening is wel conform een besluit van de TSJ orde van advocaten uit 2006. In beroep blijft de uitspraak in stand. De appelrechter oordeelt dat de bilaterale overeenkomst TSJ-OOS voorrang heeft op het Haags Legalisatieverdrag. De werkingssfeer van de bilaterale overeenkomst kan niet worden uitgebreid naar TSJ advocaten. Verzoekster vraagt ‘Revision’; de zaak ligt nu voor bij de verwijzende rechter.

De verwijzende OOS rechter (Oberster Gerichtshof) stelt vast dat verzoekster ontvanger is van een dienst uit een andere EULS. Werkzaamheden van advocaten moeten als ‘diensten’ worden aangemerkt (VWEU artikel 57). RL 77/249 is gegeven om daadwerkelijke uitoefening van vrije dienstverrichting door advocaten te vergemakkelijken. De EULS houden bevoegdheid het opmaken van authentieke akten aan bepaalde groepen advocaten voor te behouden. In OOS is legalisering van handtekeningen voorbehouden aan notarissen. Maar hij vraagt zich af of de beperking op het vrij verrichten van diensten van TSJ advocaten hier gerechtvaardigd is en legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:
1. Moet artikel 1, lid 1, tweede volzin, van richtlijn 77/249/EEG van de Raad tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten aldus worden uitgelegd dat een lidstaat bevoegd is de legalisatie van handtekeningen op akten waarbij onroerende zakelijke rechten worden gevestigd of overgedragen, uit te zonderen van de vrijheid van het verrichten van diensten door advocaten, en het verrichten van deze dienst voor te behouden aan notarissen?
2. Moet artikel 56 VWEU aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale bepaling van de lidstaat van inschrijving (Oostenrijk) volgens welke de legalisatie van handtekeningen op akten waarbij onroerende zakelijke rechten worden gevestigd of overgedragen, is voorbehouden aan notarissen, met het gevolg dat de door een in de Tsjechische Republiek gevestigde advocaat in diens lidstaat van vestiging afgegeven verklaring van echtheid van een handtekening niet wordt erkend in de lidstaat van inschrijving, hoewel deze verklaring volgens Tsjechisch recht dezelfde rechtsgevolgen heeft als een officiële legalisatie, inzonderheid omdat
a) de vraag van de erkenning van een in de Tsjechische Republiek door een aldaar gevestigde advocaat afgegeven verklaring van echtheid van een handtekening op een verzoek tot kadastrale inschrijving in de lidstaat van inschrijving betrekking heeft op het verrichten van een dienst door een advocaat die inhoudelijk niet mag worden verricht door in de lidstaat van inschrijving gevestigde advocaten, zodat de weigering van de erkenning van een dergelijke verklaring niet onder het beperkingsverbod valt, of
b) een dergelijk voorbehoud ter waarborging van de regelmatigheid en rechtszekerheid van akten inzake rechtshandelingen, en dus om dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is en ook noodzakelijk om dit doel in de lidstaat van inschrijving te bereiken?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-53/08 CIE/OOS; C-577/11 DKV Belgium
Specifiek beleidsterrein: VenJ en EZ

Gerelateerde documenten