C-343/22 PT
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 1 augustus 2022 Schriftelijke opmerkingen: 18 september 2022
Trefwoorden: rechtsmiddel, betalingsbevel, stuk dat het geding inleidt
Onderwerp:
Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007
Feiten:
Verzoeker verzoekt een beslissing van een Zwitserse rechter in Duitsland uitvoerbaar te verklaren. Op zijn verzoek heeft de overheidsdienst die in Zwitserland belast is met de invordering van geldschulden te Genève tegen verweerder, die in Duitsland woont, een betalingsbevel voor huurvorderingen uitgevaardigd, dat op 19-01-2013 aan hem is betekend. Verweerder heeft op 28-01-2013 overeenkomstig artikel 74 van de federale wet inzake schuldinvordering en faillissement (SchKG) bezwaar gemaakt tegen het betalingsbevel. Daarop heeft verzoeker bij de rechter in eerste aanleg voor pacht- en huurzaken van het kanton Genève tegen verweerder een vordering ingesteld zonder te verzoeken om opheffing van het bezwaar. Die rechter heeft getracht het verzoekschrift in het Frans aan verweerder te betekenen in zijn Duitse woonplaats. Verweerder heeft geweigerd de betekening in ontvangst te nemen omdat er geen Duitse vertaling was toegevoegd. In het verdere verloop van het proces heeft verweerder geen verdere informatie over de procedure gekregen. De rechter heeft verweerder bij vonnis van 30-01-2014 veroordeeld tot betaling van in totaal 4 120,70 CHF, vermeerderd met rente. Het bezwaar tegen het betalingsbevel is niet opgeheven. Het vonnis is openbaar betekend. Verzoeker heeft na de uitspraak om een nieuw betalingsbevel verzocht, dat op 05-03-2015 is uitgevaardigd. Ook hiertegen heeft verweerder tijdig bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft verzocht om een verklaring van uitvoerbaarheid van het vonnis in Duitsland op grond van de artikelen 38 en 53 van het Verdrag van Lugano. Met zijn rechtsmiddel handhaaft verweerder zijn verzet tegen de verklaring van uitvoerbaarheid.
Overweging:
Het succes van het rechtsmiddel hangt af van de uitlegging van artikel 34, punt 2, van het Verdrag van Lugano. Van het antwoord op de vraag hangt af of de uitvoerbaarverklaring van de beslissing van de rechter voor pacht- en huurzaken van het kanton Genève van 30-01-2014 moet worden geweigerd op grond van artikel 45, lid 1, en artikel 34, punt 2, van het Verdrag van Lugano. Wat het verzoekschrift betreft, rijst niet de vraag of het betalingsbevel in het algemeen kan worden beschouwd als een stuk dat het geding inleidt. Beslissend is veeleer of in de procedure na een betalingsbevel het verzoekschrift moet worden beschouwd als een afzonderlijk stuk dat het geding inleidt, omdat de invorderingsprocedure en de procedure voor het instellen van vermogensrechtelijke vorderingen niet één geheel van procedures vormen. Volgens de rechtspraak van het Hof is het begrip „stuk dat het geding inleidt” of „gelijkwaardig stuk” in de zin van artikel 45, lid 1, onder b), van verordening 1215/2012 het stuk of de stukken waarvan de regelmatige en tijdige betekening of mededeling de verweerder in staat stelt zijn rechten te doen gelden voordat in de staat van herkomst een uitvoerbare beslissing wordt gegeven. Beslissend voor het geding is of het betalingsbevel in zijn geheel wegens het verband tussen de voorafgaande inleidende procedure en de daaropvolgende civiele procedure moet worden aangemerkt als een stuk dat het geding inleidt. Naar het oordeel van de verwijzende rechter is dit hoe dan ook niet het geval wanneer in een civiele procedure niet meer de opheffing van het bezwaar wordt verlangd, maar de vordering geïsoleerd wordt ingesteld.
Prejudiciële vraag:
Moet artikel 34, punt 2, van het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007 aldus worden uitgelegd dat het verzoekschrift in een vereenvoudigde procedure voor het instellen van een vermogensrechtelijke vordering van geringe waarde die na de voorafgaande uitvaardiging van een Zwitsers betalingsbevel is ingeleid zonder dat is verzocht om het tegen het betalingsbevel ingediende bezwaar op te heffen, het stuk is dat het geding inleidt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-443/03), (C-474/93), (C-139/10), (C-681/13), (C-70/15)
Specifiek beleidsterrein: JenV