C-345/24 AGCOM

Contentverzamelaar

C-345/24 AGCOM

Prejudiciële hofzaak   

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    17 juli 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    3 september 2024

Trefwoorden: Postdiensten; interne markt; informatievereisten

Onderwerp: 
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 14, 114 en 169;
-    Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst: artikel 22 bis;
-    Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap: overweging 51;
-    Verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten: artikel ?
-    Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1263 van de Commissie van 20 september 2018 tot vaststelling van de formulieren voor de indiening van informatie door aanbieders van pakketbezorgdiensten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad.

Feiten:
Verzoekende partij is ‘Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni’ (hierna: AGCOM). Zij heeft een besluit vastgesteld, waarin reglementaire verplichtingen in de markt voor pakketbezorgdiensten zijn opgenomen. Hierbij zijn informatievereisten gesteld aan entiteiten die bevoegd zijn tot het aanbieden van diensten voor de bezorging van postpakketten aan het publiek, met het doel om de toezicht op de markt te verscherpen. Tevens zijn er extra ‘asymmetrische’ informatievereisten vastgesteld, die alleen gelden voor Amazon. De besluiten zijn door meerdere pakketbezorgdiensten aangevochten, waaronder Amazon en DHL Express.

Overweging:
De verwijzende rechter twijfelt of de AGCOM überhaupt bevoegd is om informatievereisten op te leggen aan aanbieders van niet-grensoverschrijdende bezorgdiensten. Daarnaast is het de verwijzende rechter niet duidelijk hoe ver AGCOM mag gaan in het opleggen van informatievereisten aan de andere bedrijven. 

Prejudiciële vragen:
1) Is verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten, wat het verzamelen van informatie betreft, als zodanig uitsluitend van toepassing op aanbieders van grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten of, in het algemeen, op alle aanbieders van pakketbezorgdiensten, behoudens specifieke uitsluitingen met betrekking tot afzonderlijke bepalingen?

2) Indien het antwoord op vraag 1) luidt dat die verordening alleen van toepassing is op aanbieders van grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten, kan richtlijn 97/67/EG, of kunnen de zogeheten impliciete bevoegdheden dan dienen als rechtsgrond op basis waarvan de nationale regelgevende instanties toch in het algemeen informatievereisten kunnen opleggen aan aanbieders van nietgrensoverschrijdende bezorgdiensten? 

3) Indien het antwoord op vraag 2) ontkennend luidt, moet het feit dat verordening (EU) 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 niet van toepassing is op aanbieders van niet-grensoverschrijdende bezorgdiensten als redelijk, niet-discriminerend en in overeenstemming met de artikelen 14, 114 en 169 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden beschouwd? 

4) In hoeverre kan de nationale regelgevende instantie (ook vanuit het oogpunt van de noodzakelijkheid en evenredigheid) informatievereisten opleggen aan aanbieders van pakketbezorgdiensten en, in het bijzonder, is het mogelijk om aan alle aanbieders zonder onderscheid informatievereisten op te leggen met betrekking tot: 
(i) de voorwaarden die gelden voor de verschillende soorten klanten; 
(ii) de overeenkomsten die de betrekkingen regelen tussen de afzonderlijke onderneming die de pakketbezorgdienst verricht en de ondernemingen die op verschillende wijzen, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de sector, betrokken zijn bij de verrichting van deze dienst; 
(iii) de economische voorwaarden en de rechtsbescherming van de werknemers die in verschillende functies bij de verrichting van de dienst worden ingezet? 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -


Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten