C-35/20 Syyttäjä

Contentverzamelaar

C-35/20 Syyttäjä

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     24 maart 2020
Schriftelijke opmerkingen:                      10 mei 2020

Trefwoorden :  Schengengrenscode, paspoort, grensmisdrijf

Onderwerp :

•          Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling    van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode).

•          Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016        betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen        (Schengengrenscode).

•          Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004        betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor       de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr.   1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG,             73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG

 

Feiten:

A reisde op 25-08-2015 met een pleziervaartuig van de Republiek Finland naar de Republiek Estland en weer terug. Aan A was een paspoort afgegeven, dat geldig was. A had het recht om Finland te verlaten. Bij de in Helsinki verrichte grenscontrole bij zijn terugkeer naar Finland, kon A geen paspoort of ander reisdocument tonen. Desalniettemin kon de identiteit van A worden vastgesteld aan de hand van het rijbewijs dat hij bij zich droeg. De Syyttäjä (officier van justitie) stelde bij de  Finse rechter in eerste aanleg vervolging in tegen A wegens een klein grensmisdrijf. A heeft de tenlastelegging weersproken.

 

Overweging:

De vraag in deze zaak is of A een klein grensmisdrijf ten laste kan worden gelegd omdat hij heen en weer is gereisd van Finland naar Estland en bij terugkeer de Finse buitengrens heeft overschreden zonder in het bezit te zijn van een geldig paspoort of een ander reisdocument. De verwijzende rechter stelt dat uit de rechtspraak van het Hof niet kan worden afgeleid of een nationale regeling die een burger van de Unie onder strafbedreiging verplicht een geldig paspoort of een ander reisdocument bij zich te dragen tijdens de reis naar een andere lidstaat en derhalve in feite ook gedurende het verblijf aldaar, in overeenstemming is met het Unierecht. Het is eveneens niet duidelijk of de artikelen 4, lid 1, en 5, lid 1, van richtlijn 2004/38 een lidstaat de bevoegdheid geven de burger van de Unie onder strafbedreiging te verplichten een geldig paspoort of ander reisdocument bij zich te dragen wanneer hij het grondgebied van de lidstaat verlaat of binnenkomt. Verder is het onduidelijk of de geldboete die gewoonlijk in Finland wordt opgelegd voor een gedraging overeenkomstig de in het hoofdgeding aan de orde gestelde beschrijving van de feiten een onevenredige belemmering van het vrije verkeer van personen vormt in een situatie waarin de persoon op zich wel degelijk over een geldig paspoort beschikt en zijn identiteit en de geldigheid van zijn paspoort ook op een andere betrouwbare wijze kan worden vastgesteld.

 

Prejudiciële vraag:

1) Staat het Unierecht, met name artikel 4, lid 1, van richtlijn 2004/38/EG, artikel 21 van verordening (EG) nr. 562/2006 (Schengengrenscode) of [Or. 14] het recht van Unieburgers om zich vrij op het grondgebied van de Unie te bewegen, in de weg aan de toepassing van een nationale regeling die een persoon (al dan niet zijnde een burger van de Unie) onder strafbedreiging verplicht een geldig paspoort of ander reisdocument bij zich te dragen, wanneer die persoon met een pleziervaartuig reist naar een andere lidstaat via internationaal water zonder het grondgebied van een derde staat aan te doen?

2) Staat het Unierecht, met name artikel 5, lid 1, van richtlijn 2004/38/EG, artikel 21 van verordening (EG) nr. 562/2006 (Schengengrenscode) of het recht van Unieburgers om zich vrij op het grondgebied van de Unie te bewegen, in de weg aan de toepassing van een nationale regeling die een persoon (al dan niet zijnde een burger van de Unie) onder strafbedreiging verplicht een geldig paspoort of een ander reisdocument bij zich te dragen, wanneer die persoon met een pleziervaartuig in de lidstaat aankomt vanuit een andere lidstaat via internationaal water zonder het grondgebied van een derde staat aan te doen?

3) Indien er geen sprake is van de in de vragen 1 en 2 bedoelde belemmering, is de in Finland gewoonlijk overeenkomstig het dagboetestelsel op te leggen sanctie wegens overschrijding van de Finse grens zonder geldig reisdocument in overeenstemming met het uit artikel 27, lid 2, van richtlijn 2004/38/EY voortvloeiende evenredigheidsbeginsel? [Or. 15]

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-378/97, C-215/03, C-33/07

Specifiek beleidsterrein: JenV