C-363/24 Finansinspektionen
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 19 juli 2024 Schriftelijke opmerkingen: 5 september 2024
Trefwoorden: handelen met voorwetenschap; marktmisbruik
Onderwerp: - Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik: artikel 7, lid 2.
Feiten: Onderneming ‘Varvtre AB’, is in eigendom van ‘BAK’, de CEO en meerderheidsaandeelhouder van spelontwikkelingsonderneming ‘Starbreeze AB’. Varvtre had een depositolening bij een bank, wat inhoudt dat Varvtre een krediet kreeg van de bank in ruil voor het in pand geven van aandelen van Starbreeze. Op 14 november 2018 zakte de aandelen van Starbreeze door een koersdaling. Op 15 november stuurde het hoofd van de communicatie van Starbreeze een bericht naar de bank, waarin stond dat BAK werd geregistreerd in het transparantieregister (een lijst van personen met voorwetenschap) van Starbreeze. Nadat de bank de e-mail had ontvangen, werd de verkoop van Starbreeze-aandelen, die die ochtend van start was gegaan, opgeschort. Verzoekende partij, de ‘Finansinspektion’, stelt hierna een vordering in tegen de bank en eist een veroordeling vanwege het handelen met voorwetenschap.
Overweging: De verwijzende rechter twijfelt over de uitleg die gegeven moet worden aan artikel 7, lid 2, van verordening 596/2014, namelijk of de gegeven informatie concreet genoeg was om voorwetenschap te vormen. Op grond van rechtspraak van het Hof moet de informatie concreet zijn, en niet vaag of algemeen, om onder de definitie voorwetenschap te vallen. De verwijzende rechter wil uitleg over hoe concreet deze informatie precies moet zijn, vanwege het feit dat de bank alleen een lijst heeft ontvangen van personen met voorwetenschap.
Prejudiciële vragen: 1. Kan een mededeling dat een bepaalde persoon is opgenomen in een lijst van personen met voorwetenschap en geen aandelen van een uitgevende instelling mag verkopen, van een voldoende concrete aard zijn om voorwetenschap te vormen in de zin van artikel 7, lid 2, van de verordening marktmisbruik, zelfs als de redenen voor de opname van de persoon in de lijst niet duidelijk zijn? 2. Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt, onder welke voorwaarden dan? 3. Is het voor de beoordeling of een mededeling als bedoeld in de eerste vraag voorwetenschap uitmaakt, van belang of de beoordeling van de uitgevende instelling volgens welke de omstandigheden die hebben geleid tot de opname van de persoon in de lijst van personen met voorwetenschap, voorwetenschap uitmaakten, juist was? 4. Is het voor de beoordeling of een mededeling als bedoeld in de eerste vraag voorwetenschap uitmaakt, relevant of de informatie in de mededeling juist was?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-628/13; C-302/20.
Specifiek beleidsterrein: EZK