C-365/15 Wortmann

Contentverzamelaar

C-365/15 Wortmann

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 augustus 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   13 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   13 oktober 2015
Trefwoorden: douanewetboek (DW); terugbetaling antidumpingrechten/rentevergoeding

Onderwerp
- VWEU artikel 266 (uitvoering arrest)
- Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek;
- Verordening (EG) nr. 1472/2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op schoeisel met bovendeel van leder uit de Volksrepubliek China en Vietnam (Pb L 275/1).

Verzoekster is een internationale schoenenhandel. Zij heeft toestemming voor opslag in een douane-entrepot. In de periode 2006-2012 brengt zij voor eigen rekening in het depot opgeslagen goederen van haar dochteronderneming in het vrije verkeer, te weten schoeisel met bovendeel van leder uit VRC en Vietnam. De douaneAut (verweerster) leggen op grond van Vo. 1472/2006 antidumpingrechten aan verzoekster op. Verzoekster dient 22-07-2010 een verzoek tot terugbetaling in van de betaalde rechten over de periode juni 2007-juni 2010, op 14-02-2011 voor de resterende periode van 2010 en op 07-05-2012 voor de vanaf 2006 betaalde rechten op grond van arrest in de zaken C-247/10 P en C-249/10 P waarin het HvJEU Vo. 1472/2006 nietig heeft verklaard voor onder meer ondernemingen waar ook verzoekster waren van betrekt. Op grond hiervan krijgt verzoekster geld terug. Maar in november 2013 vraagt zij om rentevergoeding over het terugbetaalde bedrag, welk verzoek 17-09-2014 wordt afgewezen. Zij legt de zaak voor aan de rechter, stellende dat het recht op rentevergoeding voortvloeit uit het Unierechtelijk recht op ongedaanmaking, dat niet wordt uitgesloten in Vo. 2913/92; daarnaast wijst zij op VWEU artikel 266. Verweerster betwist dit en wijst op artikel 241 DW waarin de rentevergoeding over terugbetaalde bedragen wordt geregeld.

De verwijzende DUI rechter (Finanzgericht Düsseldorf) stelt vast dat beslechting van het geding afhangt van uitleg van artikel 241 DW. Aangezien in casu niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 241, tweede zin, eerste streepje, DW, komen ingevolge artikel 241, tweede zin, tweede streepje, DW enkel de nationale bepalingen in aanmerking als rechtsgrondslag voor de eis van verzoekster. Op grond van DUI regelgeving wordt enkel rente vergoed voor zover dit wettelijk is voorgeschreven en in zaken waarover is geprocedeerd, hetgeen in onderhavige zaak niet van toepassing. De verwijzende rechter vraagt zich af of dit verenigbaar is met het EURrecht dat EULS in beginsel verplicht zijn om in strijd met EURrecht geheven belastingen terug te betalen. Hij legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Moet artikel 241 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, aldus worden uitgelegd dat het nationale recht waarnaar in die verordening wordt verwezen, gelet op het Unierechtelijk doeltreffendheidsbeginsel, ook in die gevallen waarin het verzoek om terugbetaling van invoerrechten niet bij een nationale rechter is ingediend dient te voorzien in een rentevergoeding over de terugbetaalde invoerrechten vanaf het tijdstip van betaling van deze rechten tot aan de datum van terugbetaling ervan?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-113/10 Zuckerfabrik Jülich; C-591/10 Little Woods Retail Ltd e.a; C-565/11 Irimie
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten