C-37/23 Giocevi

Contentverzamelaar

C-37/23 Giocevi

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     27 maart 2023
Schriftelijke opmerkingen:                     13 mei 2023

Trefwoorden: teruggaaf BTW, belastingen, steun, aardbeving

Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Feiten:

PR, een notaris, verzocht om teruggaaf van een bedrag van 102 088 EUR voor de btw die hij in de periode van april 2009 tot en met december 2010 had betaald, aangezien deze belasting, waarvan de betaling aanvankelijk was opgeschort in verband met de aardbeving in de Abruzzen, krachtens artikel 33, lid 28, van wet nr. 183 van 12-11-2011 was verlaagd tot 40 % van de verschuldigde bedragen. De Agenzia delle Entrate (belastingdienst) heeft het verzoek afgewezen op grond dat volgens deze bepaling geen teruggaaf van het reeds betaalde bedrag mogelijk was. Het beroep dat de belastingplichtige tegen deze afwijzing instelde werd verworpen door de Italiaanse belastingrechter in eerste aanleg, die oordeelde dat de verlaging moest worden toegepast op het nog te betalen bedrag en geen betrekking had op reeds verrichte betalingen.  De belastingplichtige ging in hoger beroep bij de belastingrechter in tweede aanleg, en voerde daarbij aan dat de situatie van degenen die de belasting niet hebben betaald – die in aanmerking komen voor een verlaging van het te betalen bedrag – moest worden gelijkgesteld met die van degenen die daarentegen, na de betaling te hebben verricht, om teruggaaf van de te veel betaalde bedragen verzoeken. De Agenzia delle Entrate betwistte het argument van de belastingplichtige voor zover dit betrekking had op de btw, en verzocht in elk geval om opschorting van de zaak in afwachting van besluit C(2012) 7128 final van de Europese Commissie van 17-10-2012 tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure van artikel 108 VWEU, waarin zij opschorting van de met het Unierecht onverenigbare staatssteun heeft gelast. De belastingrechter heeft het vonnis in eerste aanleg vernietigd, het beroep van de belastingplichtige toegewezen en de weigering van btw-teruggaaf onrechtmatig verklaard. De Agenzia delle Entrate heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld. Verzoekster, Agenzia delle Entrate, voert schending aan van artikel 108, lid 3, VWEU en artikel 11, lid 1, van verordening 659/1999/EG, aangezien de belastingrechter in tweede aanleg aan een belastingplichtige die een economische activiteit verricht – in casu, het vrije beroep van notaris – recht op teruggaaf van btw heeft toegekend ondanks dat in het kader van steunmaatregel SA.35083 (2012/NN) - Aardbeving Abruzzen een bevel tot opschorting van de door Italië verleende onrechtmatige steun was gegeven. Verweerder, de belastingplichtige, werpt de exceptie op dat dit middel ongegrond is omdat het besluit van de Europese Commissie volgens haar niet van toepassing is op de onderhavige zaak, waarin het gaat om een beroepsbeoefenaar die in een lokale context werkzaam is.

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter wordt in artikel 33, lid 28, van wet nr. 183 van 2011 hetzelfde mechanisme gebruikt als het mechanisme dat reeds bij artikel 9, lid 17, van wet nr. 289 van 2002 was ingevoerd, aangezien, „het voor elke opgeschorte belasting of bijdrage verschuldigde bedrag, na aftrek van de reeds verrichte betalingen, tot 40 % wordt verminderd”, en de verschuldigde bedragen dus met 60 % worden verlaagd. De belastingplichtige heeft erop gewezen dat de nieuwe bepaling, anders dan de bepaling van 2002, niet belet dat de Agenzia delle Entrate controles verricht, dat de verlaging slechts 60 % bedraagt (tegenover 90 % in de bepaling van 2002), en dat de territoriale werkingssfeer beperkter is, en is tot de slotsom gekomen dat de door het Hof in de beschikking Agenzia delle Entrate/Nuova Invincibile s.r.l. geformuleerde beginselen niet op de onderhavige zaak van toepassing zijn. Volgens de verwijzende rechter lijkt noch de verlaging noch de territoriale beperking een significant element te zijn, en is het feit dat controles niet zijn uitgesloten evenmin relevant, aangezien het bedrag van de verlaagde belastingen hoe dan ook hetzelfde blijft. Deze bepaling lijkt dus te leiden tot een ongerechtvaardigde schending van het beginsel van btw-neutraliteit. Aangezien deze bepaling nooit uitdrukkelijk door het Hof is onderzocht, acht de verwijzende rechter het evenwel noodzakelijk om, gelet op de opmerkingen van de verwerende partij, de vraag over de verenigbaarheid van artikel 33, lid 28, van wet nr. 183/2011 met het Unierecht in het licht van de voornoemde precedenten, aan het Hof voor te leggen.

Prejudiciële vraag:

Staan de in de beschikking van 15 juli 2015, Agenzia delle Entrate/Nuova Invincibile srl (C-82/14, EU:C:2015:510), en in het arrest van 17 juli 2008, Commissie/Italië (C-132/06, EU:C:2008:412) geformuleerde beginselen in de weg aan een wettelijke bepaling als die van artikel 33, lid 28, van wet nr. 183 van 2011, volgens welke belastingplichtigen in verband met de aardbeving die op 6 april 2009 de Abruzzen heeft getroffen, recht hebben op teruggaaf van 60 % van de btw die zij in de periode van april 2009 tot en met december 2010 hebben betaald?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Agenzia delle Entrate/Nuova Invincibile srl, (C-82/14), Commissie/Italië, (C-132/06)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal

Gerelateerde documenten