C-370/23 Mesto Rimavska Sobota

Contentverzamelaar

C-370/23 Mesto Rimavska Sobota

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    3 augustus 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    20 september 2023

Trefwoorden: marktdeelnemingen

Onderwerp: Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen: artikel 2, onder b en c, artikel 4, lid 2, en artikel 19, lid 1.

Feiten:

De verwerende partij, het ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van Slowakije, heeft de verzoekende partij, de stad Rimavska Sobota in Slowakije, een geldboete opgelegd wegens een bestuurlijke overtreding die de stad zou hebben begaan, omdat hij als marktdeelnemer heeft verzuimd het stelsel van zorgvuldigheidseisen van de wet inzake hout toe te passen. De verzoekende partij is tevens gelast herstelmaatregelen te treffen. De verwerende partij is ervan uitgegaan dat verzoekende partij als gemeente een rechtspersoon, op zelfstandige basis eigen vermogensbestanddelen en eigen inkomsten beheert en niet  opgericht om een economische activiteit uit te oefenen of die geen economische activiteit zou kunnen uitoefenen. De verzoekende partij heeft beroep bij de bestuursrechter tegen het besluit ingesteld en heeft daarbij o.a. aangevoerd dat hij niet de hoedanigheid van marktdeelnemer heeft aangezien hij hout op stam met het recht om dat te kappen heeft verkocht. De rechter heeft het door verzoeker ingestelde beroep afgewezen. De verzoekende partij heeft cassatieberoep tegen het bestreden vonnis ingesteld. Hij is van mening dat de door hem gekozen methode van verkoop van hout op stam, niet overeenstemt met de bepaling van de verordening, zodat hij evenmin de hoedanigheid van marktdeelnemer had. De verzoekende partij heeft de cassatierechter herhaaldelijk verzocht de behandeling van het ingestelde cassatieberoep te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 2, onder c), van de verordening, aangezien in de onderhavige zaak juist een geschil over de uitlegging van die verordening aan de orde is. De verwerende partij verzoekt de cassatierechter het door verzoeker ingestelde beroep ongegrond te verklaren.

Overweging:

De verwijzende rechter stelt dat de onderhavige zaak betrekking heeft op een geschil over de uitlegging van het Unierecht, meer bepaald artikel 2, onder b) en c), van de verordening. De rechter is  van oordeel dat de begrippen „marktdeelnemer” en „op de markt brengen” in de zin van artikel 2, onder b) en c), van de verordening autonoom moeten worden uitgelegd, onafhankelijk van de bepalingen van nationaal recht en van de daarin gedane veronderstellingen over wie de hoedanigheid van marktdeelnemer hoort te hebben. Naar het oordeel van de rechter gaat het om de grenzen van de uitlegging van artikel 2, onder b) en c), van de verordening aldus op redelijke wijze vast te stellen dat enerzijds het doel en de strekking van de verordening en de uit het stelsel van zorgvuldigheidseisen voortvloeiende verplichtingen niet worden omzeild door middel van de bewuste keuze van de wijze waarop hout wordt verhandeld (verkocht) en anderzijds het begrip marktdeelnemer in handelsbetrekkingen niet buitensporig of oneindig wordt uitgebreid tot marktdeelnemers voor wie dit in het licht van het doel van de verordening niet noodzakelijk is. De cassatierechter twijfelt echter over de uitlegging en heeft geen arrest gevonden dat betrekking heeft op de gestelde prejudiciële vraag of op artikel 2, onder b) en c), van de verordening, en naar het oordeel van de rechter kan uit de bewoordingen van artikel 2, onder b) en c), van de verordening evenmin rechtstreeks een ondubbelzinnig antwoord op de gestelde vraag worden afgeleid.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 2, onder b), van verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen aldus worden uitgelegd dat de verkoop (tegen betaling) van onbewerkt hout of brandhout in de zin van bijlage 1 bij deze verordening ook moet worden beschouwd als het op de markt brengen van hout als het hout uit hoofde van de overeenkomst wordt gekapt door de koper op basis van de richtsnoeren en onder toezicht van de verkoper?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: n.v.t.

Specifiek beleidsterrein: LNV

Gerelateerde documenten