C-371/25 Tillsynsmyndigheten i konkurser
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 14 augustus 2025 Schriftelijke opmerkingen: 1 oktober 2025
Trefwoorden: insolventie, bedrijfsherstructurering, loongarantie, werknemersbescherming
Onderwerp: Richtlijn 2008/94 (betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever): artikel 1, artikel 2, lid 1 en artikel 12; Verordening 2015/848 (betreffende insolventieprocedures): artikel 2, lid 4.
FX was een werknemer bij het bedrijf ‘Energihem i Sverige AB’. Tijdens een bedrijfsherstructurering werd zijn arbeidscontract opgezegd, maar FX had geen loongarantie over de opzegtermijn omdat hij zich niet had geregistreerd bij het arbeidsbureau, zoals vereist door het Zweedse recht. FX verweert zich hiertegen en stelt dat bedrijfsherstructurering in de insolventieverordening staat, en hierdoor ook onder de insolventierichtlijn moet vallen. De registratieverplichting zou dan onverenigbaar zijn met het Unierecht. Zweden heeft echter geen kennisgeving gedaan van bedrijfsherstructurering voor de insolventierichtlijn, en stelt dat er alleen een risico is op insolventie bij de herstructurering.
Prejudiciële vragen: 1) Moet een werkgever worden geacht in staat van insolventie te verkeren in de zin van artikel 1 en artikel 2, lid 1, van de richtlijn betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (hierna: „insolventierichtlijn”) wanneer hij onderworpen is aan: a) bedrijfsherstructurering overeenkomstig nationaal recht, die door een nationale rechter kan worden gelast en die inhoudt dat een ondernemer in financiële moeilijkheden die een risico op insolventie vormen, in een speciale procedure onder toezicht van een bewindvoerder zijn activiteiten mag herstructureren, waarbij de zeggenschap van de ondernemer over zijn vermogen gedeeltelijk wordt beperkt? b) de in bijlage A bij de insolventieverordening vermelde procedures2 , die aldus een insolventieprocedure in de zin van artikel 2, lid 4, van de insolventieverordening vormen?
2) Indien een van de of beide vorige vragen bevestigend wordt of worden beantwoord, kan bedrijfsherstructurering dan worden aangemerkt als een insolventieprocedure in de zin van de insolventierichtlijn, ook al heeft een lidstaat geen kennis gegeven van bedrijfsherstructurering als procedure die binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt, wanneer die lidstaat wel kennis heeft gegeven van bedrijfsherstructurering als insolventieprocedure in de zin van de insolventieverordening?
3) Indien bovenstaande vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 12 van de insolventierichtlijn dan aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling op grond waarvan de werknemer verplicht is om zich bij het openbaar arbeidsbureau als werkzoekende te laten registreren opdat het loon over de opzegtermijn voor de periode waarin de werknemer geen arbeid voor een ander heeft verricht onder de loongarantie valt, onverenigbaar is met de richtlijn (zie arrest C-435/10, ECLI:EU:C:2011:751)? 4) Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, moet de insolventierichtlijn dan aldus worden uitgelegd dat een werknemer aanspraak kan maken op een recht op loongarantie en zijn of haar onvervulde loonaanspraak dus rechtstreeks op die richtlijn kan baseren (zie arrest C-441/99, ECLI:EU:C:2001:551)?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-430/10; C-441/99.
Specifiek beleidsterrein: SZW