C-375/21 Sdruzhenie Za Zemyata – dostap do pravosadie e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 4 oktober 2021Schriftelijke opmerkingen: 20 november 2021
Trefwoorden : milieurecht / luchtkwaliteit / uitstoot schadelijke stoffen
Onderwerp :
- Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit van schonere lucht voor Europa;
- Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging);
- Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442 van de Commissie van 31 juli 2017 tot vaststelling van BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad, voor grote stookinstallaties;
- Artikel 4(3) VEU.
Feiten:
‘Maritsa-iztok 2 EAD’ beheert een thermische centrale met ontzwavelingsinstallaties waarvoor het lokaal gewonnen bruinkool stookt in ketels uitsluitend ontworpen voor de verbranding van bruinkool. Aan de beheerder van de centrale is een vergunning verleend die een hoeveelheid uitstoot van schadelijke stoffen toestaat, die groter is dan de limieten van de Europese richtlijnen toestaan. De Bulgaarse autoriteiten hebben deze afwijkingen in maximale uitstoot toegestaan op basis van indicatoren gebaseerd op ontzwavelingspercentages, in plaats van de indicatoren zoals de Commissie die heeft voorgeschreven in een uitvoeringsbesluit dat uitleg geeft aan de verplichtingen met betrekking tot de wijze van meting van uitstoot in het kader van de relevante Europese richtlijnen. De Bulgaarse autoriteiten veronderstellen dat de door de Commissie voorgeschreven methodes kosten met zich meebrengen die in geen enkele verhouding staan tot de verwachte voordelen voor het milieu. Door het aanwenden van alternatieve meetmethodes hoeven de stookketels niet te worden vervangen. Disproportionele kosten door technische kenmerken gelden in artikel 15, lid 4 van richtlijn 2010/75/EU als rechtmatige uitzondering. Echter, een vergelijkbare uitzondering is niet opgenomen in richtlijn 2008/50/EG aangaande algemene luchtkwaliteitsnormen. Verzoeker, een Bulgaarse milieuorganisatie van mening dat het besluit van de Bulgaarse autoriteiten in strijd is met Europees recht, heeft tevergeefs beroep aangetekend tegen de verlening van de vergunning. Verzoeker heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld; de verwijzende rechter heeft daarbij de onderstaande vragen gesteld.
Overweging:
Er is sprake van een conflict tussen normen van afgeleid Unierecht, waarbij de bestuursrechter artikel 15(4) jo artikel 18 van richtlijn 2010/75 heeft toegepast zonder daarbij artikel 13 en artikel 23(1) van richtlijn 2008/50 in aanmerking te hebben genomen. De vraag rijst of de bevoegde autoriteit bij de beoordeling van de aanvraag voor een afwijking van de BBT-conclusies verplicht is om de effecten te beoordelen van alle bronnen die bijdragen tot concentraties van een specifieke verontreinigende stof in een gebied. Indien de emissies van de thermische centrale Maritsa-iztok 2 EAD bijdragen tot een inbreuk op de luchtkwaliteitsnormen doet zich de vraag voor of de administratieve autoriteit de juridische mogelijkheid had om de afwijking van de BBT-geassocieerde emissieniveaus toe te staan. De uiteengezette motivering impliceert verschillende interpretaties en is van doorslaggevend belang voor de juiste beslechting van het geding.
Prejudiciële vragen:
1) Moeten artikel 4, lid 3, VEU junctis artikel 18 van richtlijn 2010/75/EU alsmede de artikelen 13 en 23 van richtlijn 2008/50/EG aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit bij de beoordeling van een aanvraag voor een afwijking als bedoeld in artikel 15, lid 4, van richtlijn 2010/75/EU moet nagaan of, rekening houdend met alle relevante wetenschappelijke gegevens over milieuverontreiniging, met inbegrip van de maatregelen in het kader van het betrokken luchtkwaliteitsplan in een bepaalde zone of agglomeratie overeenkomstig artikel 23 van richtlijn 2008/50/EG, het toestaan van de afwijking een risico kan vormen voor de naleving van milieukwaliteitsnormen?
2) Moeten artikel 4, lid 3, VEU junctis artikel 18 van richtlijn 2010/75/EU alsmede de artikelen 13 en 23 van richtlijn 2008/50/EG aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit bij de beoordeling van een aanvraag voor een afwijking als bedoeld in artikel 15, lid 4, van richtlijn 2010/75/EU moet afzien van het vastleggen van minder strenge emissiegrenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen uit een installatie, voor zover een dergelijke afwijking in strijd zou zijn met de maatregelen die zijn opgenomen in het kader van het betrokken luchtkwaliteitsplan dat in de bepaalde zone of agglomeratie overeenkomstig artikel 23 van richtlijn 2008/50/EG werd vastgesteld, en een risico zou kunnen vormen voor het bereiken van het doel om de periode van overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zo kort mogelijk te houden?
3) Moeten artikel 4, lid 3, VEU junctis artikel 18 van richtlijn 2010/75/EU alsmede artikel 13 van richtlijn 2008/50/EU aldus worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit bij de beoordeling van een aanvraag voor een afwijking als bedoeld in artikel 15, lid 4, van richtlijn 2010/75/EU moet nagaan of het vastleggen van minder strengere emissiegrenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen uit een installatie, rekening houdend met alle relevante wetenschappelijke gegevens over de milieuverontreiniging, met inbegrip van het cumulatieve effect met andere bronnen van de betreffende verontreinigende stof, zou bijdragen tot overschrijding van de betrokken luchtkwaliteitsnormen die overeenkomstig artikel 13 van richtlijn 2008/50/EG in een bepaalde zone of agglomeratie zijn vastgesteld en zo ja, of zij een afwijking die een risico zou vormen voor het naleven van milieukwaliteitsnormen, niet moet toestaan?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-730/19 Commissie/Bulgarije; C-488/15 Commissie/Bulgarije; gevoegde zaken C-165/09, C-166/09 en C-167/09, Stichting Natuur en Milieu e.a.;
Specifiek beleidsterrein: EZK; IenW