C-378/15 Mercedes Benz Italia

Contentverzamelaar

C-378/15 Mercedes Benz Italia

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 september 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   28 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   28 oktober 2015
Trefwoorden: btw; intragroepfinanciering; pro rata aftrek

Onderwerp
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb L 347, blz. 1)

Verzoekster ontvangt van ITA belastingdienst (verweerster) een naheffingsaanslag btw over 2004. Verweerster legt deze op omdat verzoekster een te hoog bedrag voor ‘bijkomstige handelingen’ zou hebben opgegeven als kosten voor financieel beheer waardoor deze (op grond van een ITA decreet) ten onrechte zouden zijn vrijgesteld van btw. Verweerster stelt dat het financieel beheer een van de belangrijkste en strategische activiteiten van de vennootschap is, en geen louter bijkomstige activiteit. Verzoekster is het daar niet mee eens en start een procedure. De ITA wetgever heeft bepaald dat wanneer de belastingplichtige tegelijkertijd belastbare en vrijgestelde activiteiten uitoefent, de aftrekbare belasting forfaitair wordt berekend (het zogenoemde mathematische pro rata) dat wordt toegepast op de volledige belasting over de verwervingen. Daarop zijn uitzonderingen mogelijk, zoals intragroepfinancieringen wanneer die geen deel uitmaken van de hoofdactiviteit van de belastingplichtige. Verzoekster meent dat de methode van het mathematische pro rata niet van toepassing is, ten eerste aangezien de financieringsactiviteit uitgesloten is van de berekening van het percentage dat niet kan worden afgetrokken, gelet op het feit dat deze activiteit bijkomstig is ten opzichte van de hoofdactiviteit van de belastingplichtige, en ten tweede, wegens de verstorende effecten, die in het voordeel van de belastingdienst werken en voortvloeien uit de toepassing van het criterium van het mathematische pro rata. Verweerster stelt dat de financieringshandelingen niet bijkomstig van aard zijn en bijgevolg worden opgenomen in de berekening van het middels de mathematische methode berekende percentage van niet-aftrekbaarheid van de btw, ongeacht de bestemming van de verworven goederen of diensten in het kader van outputhandelingen, op basis van het aandeel van die handelingen in de totale omzet van de vennootschap. Aangezien verweerster in het gelijk wordt gesteld gaat verzoekster in beroep bij de verwijzende rechter. Omdat zij meent dat de ITA regelgeving strijdig is met EURrecht vraagt zij om voorlegging van een vraag aan het HvJEU.

De verwijzende ITA rechter (Regionale belastingrechter Rome) vraagt zich af of de methode van het mathematische pro rata verenigbaar is met EURrecht. Aangezien het HvJEU heeft zich hierover nog niet heeft uitgesproken legt hij de volgende vraag voor aan het HvJEU:
“Staan, met het oog op de uitoefening van het recht van aftrek, de nationale wetgeving (meer bepaald de artikelen 19, lid 5, en 19 bis, van presidentieel decreet nr. 633/1972) en de praktijk van de nationale belastingdienst, die vereisen dat wordt uitgegaan van de samenstelling van de omzet van de marktdeelnemer, mede ter vaststelling welke handelingen zogenoemd bijkomstig zijn, maar die niet voorzien in een berekeningsmethode die is gebaseerd op de samenstelling en daadwerkelijke bestemming van de verwervingen, en objectief weergeeft welk aandeel van de uitgaven werkelijk toe te rekenen is aan elk van de – belaste of niet-belaste – activiteiten van de belastingplichtige, in de weg aan een uitlegging van de artikelen 168, 173, 174 en 175 van richtlijn 2006/112/EG waarbij rekening wordt gehouden met de gemeenschapsrechtelijke beginselen van evenredigheid, doeltreffendheid en neutraliteit?”
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-47/06 Securenta; C-174/08 NCC Construction Denmark; C-496/11 Portugal Telecom; C-183/13 Banco Mais; en de nog lopende zaak C-332/14 Wolfgang und Wilfried Rey Grundstücksgemeinschaft.
Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten