C-379/14 TOP Logistics ea
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 25 september 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 11 oktober 2014 Schriftelijke opmerkingen: 11 november 2014 Trefwoorden: merkenrecht; douanewetboek (CDW); Beneluxverdrag IE; accijnzen
Onderwerp - Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom(merken en tekeningen of modellen) - Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek PbEU 2008 L 145/1 (het Communautair Douanewetboek, voorheen Verordening (EEG) nr. 2913/92); - Eerste Richtlijn 89/104/EG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der Lid-Staten (thans richtlijn 2008/95/EG – merkenrichtlijn) - Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake de accijnzen en houdende intrekking van richtlijn 92/12/EEG (Pb L 9/12)
De zaak speelt tussen Top Logistics (v/h Mevi) en Van Caem International enerzijds (hier genoemd als verzoeksters) tegen de in Liechtenstein resp. de VS gevestigde Bacardi. Het zijn twee door het Hof DH gevoegde zaken; Bacardi heeft ook een zaak tegen verzoeksters aangespannen. Verzoekster Top Logistics (TL) is houdster van een douane-entrepot. Bacardi heeft beslag gelegd op een partij (echte) Bacardiproducten waaronder goederen die op verzoek van Van Caem bij TL zijn opgeslagen. Onder de beslagen goederen bevinden zich niet-communautaire goederen die onder een douaneschorsingsregeling vallen (Tl-status, nog niet in het vrije verkeer in de zin van het CDW), en accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling vallen, (AGP-status: eventueel verschuldigde invoerrechten zijn voldaan; wel in het vrije verkeer gebracht, maar onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst om betaling van de verschuldigde accijnzen uit te stellen.). Bacardi brengt op door haar in het verkeer gebrachte flessen productcodes aan maar een deel van de beslagen flessen is gedecodeerd. Bacardi stelt dat met die producten inbreuk op haar merkrechten is gemaakt door deze zonder haar toestemming de EER binnen te brengen. Partijen zijn het, verwijzend naar het Class-arrest, niet eens over de gevolgen van het plaatsen van goederen onder een TI- dan wel AGP-regeling. Verzoeksters stellen dat er voordelen zijn voor het plaatsen onder een AGP-regeling die los staan van het ‘op de markt brengen’ van de betreffende goederen. Het veranderen van de Tl-status in AGP-status vindt in casu steeds plaats in het kader van handelsactiviteiten (er sprake is van een goederenstroom) tussen Van Caem en haar afnemers: (middel-)grote handelshuizen. De uiteindelijke bestemming van de goederen kunnen verzoeksters dan ook niet bepalen en kunnen zij ook niet bewijzen. Bacardi beroept zich voor wat betreft de inbreuk op haar merkenrecht enkel op het Benelux-verdrag .
De verwijzende NL rechter (Hof DH) meent dat de standpunten van beide partijen verdedigbaar zijn, en dat daarom genoeg reden is het HvJEU vragen te stellen: Deze vragen betreffen goederen die afkomstig zijn van buiten de EER en die, nadat zij (niet door of met toestemming van de merkhouder) zijn binnengebracht op het grondgebied van de EER, in een lidstaat van de Europese Unie zijn geplaatst onder de regeling extern douanevervoer of onder de regeling douane-entrepot (een en ander als bedoeld in het Communautair douanewetboek, Verordening (EEG) nr. 2913/92 (oud) en Verordening (EG) nr. 450/2008). 1. Wanneer, onder de omstandigheden als in deze zaak aan de orde, dergelijke goederen vervolgens worden geplaatst onder een accijnsschorsingsregeling moeten zij dan worden aangemerkt als ingevoerd in de zin van artikel 5, lid 3, sub c, van Richtlijn 89/104/EEG (thans Richtlijn 2008/95/EG), aldus dat sprake is van "gebruik (van het teken) in het economisch verkeer" dat door de merkhouder kan worden verboden op grond van artikel 5, lid 1, van genoemde richtlijn? 2. Wanneer vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, heeft dan te gelden dat, onder de omstandigheden als in deze zaak aan de orde, de enkele aanwezigheid in een lidstaat van dergelijke goederen (die zijn geplaatst onder een accijnsschorsingsregeling in die lidstaat) geen afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk, zodat de merkhouder die zich beroept op nationale merkrechten in die lidstaat zich niet kan verzetten tegen die aanwezigheid?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-405/03 Class intl; C-236/08 – C-238/08 Google; C-323/09 Interflora Specifiek beleidsterrein: VenJ, mede FIN en EZ