C-379/23 Guldbrev

Contentverzamelaar

C-379/23 Guldbrev

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    9 augustus 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    26 september 2023

Trefwoorden: oneerlijke reclame, oneerlijke handelspraktijken

Onderwerp:

Artikel 2, onder c), d) en i), en artikel 3, lid 1, van bijlage I bij richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (hierna: “richtlijn oneerlijke handelspraktijken”).

Feiten:

Verzoekende partij Guldbrev AB (hierna: „Guldbrev”) is een op het internet actieve koper van goud die zich bezighoudt met de taxatie en aankoop van goud bij consumenten. Guldbrev heeft geen fysieke winkels, maar verricht haar aankoopactiviteiten en prijsvergelijkingsdiensten via verschillende websites. De beweringen en andere praktijken waarop het beroep betrekking heeft, vonden plaats op de websites van Guldbrev, op sociale media en in brieven die Guldbrev aan consumenten heeft verzonden. De verwerende partij KO heeft een verbod op bepaalde reclame gevorderd, alsmede de veroordeling van Guldbrev om bepaalde informatie aan consumenten te verstrekken. De rechter in eerste aanleg oordeelde dat de reclame van Guldbrev oneerlijk was. Hiertegen heeft Guldbrew beroep ingesteld.

Overweging:

De KO betoogt dat het door Guldbrev aangeprezen product moet worden aangemerkt als een gezamenlijke aanbieding die bestaat uit de taxatie en de aankoop van goud, zodat er sprake is van reclame die binnen de werkingssfeer van de wet betreffende reclame (hierna: „MFL”) valt. Reclame via Google-advertenties en op websites met een vergelijkingstool is misleidend en oneerlijk, ten eerste op grond van punt 5 en punt 6, onder c) en punt 22 van bijlage I bij de richtlijn oneerlijke handelsparktijken, en ten tweede op grond de MFL. Guldbrev heeft deze argumenten bestreden en heeft hoofdzakelijk aangevoerd dat er geen omstandigheden voorhanden zijn op grond waarvan de richtlijn of de MFL van toepassing zijn, aangezien de litigieuze praktijken betrekking hebben op de aankoop van diensten. Hoe dan ook was de reclame volgens Guldbrev niet misleidend of oneerlijk.

De Europese Commissie heeft uitdrukkelijk uiteengezet dat de omgekeerde situatie van handelspraktijken, waarbij handelaren producten van consumenten kopen, niet binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt, maar dat er gevallen zijn waarin er een verband kan worden gelegd tussen enerzijds de verkoop van een product door een consument aan een handelaar en anderzijds de verkoopbevordering, verkoop of levering van een (ander) product aan de consument. Als voorbeeld wordt genoemd dat de aankoop en wederverkoop van goud onder bepaalde omstandigheden onder de richtlijn oneerlijke handelspraktijken zou kunnen vallen. In dat geval is de richtlijn oneerlijke handelspraktijken van toepassing en mag de handelaar geen misleidende informatie verstrekken. In rechtspraak van het Hof is bepaald dat de richtlijn oneerlijke handelspraktijken van toepassing is op oneerlijke handelspraktijken die een onderneming vóór of na de sluiting van een contract, of gedurende de uitvoering daarvan, toepast en wat deze oneerlijke handelspraktijken kunnen inhouden. De verwijzende rechter merkt daarom op dat beoordeeld moet worden of het aanbod van de handelaar in de aan de orde zijnde situatie betrekking heeft op een product in de zin van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, en relevant is voor het antwoord op de vraag of de MFL moeten worden uitgelegd in het licht van de materiële regels van de richtlijn.

Prejudiciële vragen:

1 Vormt de taxatie en de aankoop van goud van consumenten een product (gecombineerd product) in de zin van artikel 2, onder c), d) en i), en artikel 3, lid 1, van richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken in een situatie als die welke voor de verwijzende rechter aan de orde is?

2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, is de taxatie van goud in de voor de verwijzende rechter aan de orde zijnde situatie dan een product in de zin van voormelde richtlijn?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-453/10, C-357/16, C-310/15; C-335/21,

Specifiek beleidsterrein: EZK