C-38/14 Zaizoune

Contentverzamelaar

C-38/14 Zaizoune

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   13 maart 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   27 maart 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   27 april 2014
Trefwoorden: Schengenverdrag; illegaal verblijf

Onderwerp
- Schengen uitvoeringsovereenkomst (artikel 96);
- Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode);
- Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven

Verzoeker Samir Zaizoune is Marokkaans staatsburger. Hij wordt in juli 2011 bij een controle door de vreemdelingenpolitie ‘betrapt’ op illegaal verblijf, gearresteerd en er wordt een uitzettingsprocedure tegen hem gestart wegens overtreding van de SPA vreemdelingenwet. Verzoeker gaat in beroep tegen het besluit tot uitzetting en hij wordt in het gelijk gesteld – de straf zou onevenredig zijn omdat verder geen negatieve feiten omtrent verzoekers gedrag bekend zijn. Verzoeker krijgt alleen een boete opgelegd.

De SPA Admin (verweerster) gaat tegen die beslissing in hoger beroep bij de verwijzende rechter (Tribunal Superior de Justicia del País Vasco). Verweerster meent dat er een bijkomende, bijzonder verzwarende omstandigheid in verzoekers situatie is waarbij zij zich baseert op het feit dat verzoeker bij zijn aanhouding geen geldige papieren kon overleggen, het onbekend is wanneer hij SPA is ingereisd en is hij in 2005 veroordeeld wegens drugsbezit. Maar verzoeker stelt dat hij is geworteld in de SPA samenleving aangezien hij al in 2001 in de GBA van Irún is opgenomen en daarna om werkgerelateerde redenen in diverse SPA steden heeft gewoond. Hij heeft zijn straf uitgezeten en sindsdien geen strafbare feiten meer gepleegd.
De verwijzende rechter mist de motivering voor het uitzettingsbesluit, en vraagt zich af of de SPA regelgeving met betrekking tot uitzetting c.q. geldboetes wel verenigbaar is met het EURrecht, en legt de volgende vraag aan het HvJEU voor:
“Moeten de artikelen 4, leden 2 en 3, en 6, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG, in het licht van de beginselen van loyale samenwerking en de nuttige werking van de richtlijnen, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is en de rechtspraak waarin zij wordt uitgelegd, die de mogelijkheid biedt om het illegale verblijf van een vreemdeling uitsluitend te bestraffen met een geldstraf die bovendien onverenigbaar is met de straf van verwijdering?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-261/08 en C-348/08 García ea); C-61/11 El Dridi; C-329/11 Achughbabian; c-430/11 MdSagor
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten