C-385/23 Finnair

Contentverzamelaar

C-385/23 Finnair

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    15 augustus 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    1 oktober 2023

Trefwoorden: buitengewone omstandigheden, passagiersrechten, compensatie

Onderwerp:

- Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91: artikel 5, lid 3 en artikel 7

Feiten:

De verzoekende partij, A, had een vlucht geboekt bij Finnair, de verwerende partij. De vlucht zou worden uitgevoerd met een Airbus die sinds kort werd ingezet. Kort voor het opstijgen gaf het vliegtuig een storing en de vlucht werd geannuleerd. Het gebruikte vliegtuigtype was nieuw en het gebrek was niet bekend vóór de gebeurtenis. Latere onderzoeken door de vliegtuigfabrikant brachten aan het licht dat de storing in het brandstofmeetsysteem in kwestie te wijten was aan een verborgen ontwerpfout die van invloed was op het hele vliegtuigtype. De verzoekende partij heeft bij de rechter in eerste aanleg een vordering tegen Finnair ingesteld tot betaling van een forfaitaire compensatie. Finnair stelt dat er sprake was van een verborgen ontwerpfout die voor de luchtvaartmaatschappij een buitengewone omstandigheid vormde in de zin van artikel 5, lid 3, verordening nr. 261/2004. De rechter in de eerste aanleg stelde dat Finnair had moeten voorzien dat er sprake had kunnen zijn van reparatiebehoeften die moeilijk te voorzien waren en heeft de vordering toegewezen. De rechter in tweede aanleg stelde dat de storing een buitengewone omstandigheid betrof en heeft Finnair vrijgesteld van de verplichting tot compensatie.

Overweging:

In casu is de vertraging van de vlucht aanvankelijk te wijten is aan een gebrek dat zich voor het eerst alleen bij het betrokken vliegtuig voordeed, dat noch door de vliegtuigfabrikant noch door de bevoegde autoriteit vooraf was ontdekt, maar waarvan de fabrikant later constateerde dat het een verborgen ontwerpfout betrof die het gehele nieuwe vliegtuigtype betrof. Daarom vraagt de verwijzende rechter het Hof om uitlegging van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 met betrekking tot de voorwaarden waaronder een verborgen ontwerpfout als een buitengewone omstandigheid kan worden beschouwd. De verwijzende rechter vraagt tevens of het technische probleem moet worden beschouwd als een „externe” of „interne” gebeurtenis en of de uitlegging van het voortijdig optreden van defecten van sommige onderdelen ook van toepassing is op een verborgen fabricage- of ontwerpfout die zich voor het eerst voordeed in een nieuw type vliegtuig.

Prejudiciële vragen:

1. Kan een luchtvaartmaatschappij zich beroepen op buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 op de enkele grond dat de vliegtuigfabrikant een verborgen ontwerpfout heeft gemeld die de vliegveiligheid aantast en het gehele vliegtuigtype treft, ook al werd deze melding pas gedaan nadat de vlucht was vertraagd of geannuleerd?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord en moet worden nagegaan of de omstandigheden te wijten zijn aan gebeurtenissen die inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop deze wegens hun aard of oorsprong daadwerkelijk invloed kan uitoefenen, is dan de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende het voortijdig optreden van defecten van bepaalde technische onderdelen van toepassing in een geval als het onderhavige, waarin noch de fabrikant noch de luchtvaartmaatschappij op het tijdstip van de annulering van de vlucht wist wat de aard van het gebrek van het nieuwe type vliegtuig in kwestie was en hoe het kon worden verholpen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-402/07 en C-432/07; C-257/14; C-308/21 SATA International – Azores Airlines; C-549/07; C-832/18 Finnair

Specifiek beleidsterrein: IenW