C-389/14 en C-391/14 t/m C-393/14 Esso Italiana ea

Contentverzamelaar

C-389/14 en C-391/14 t/m C-393/14 Esso Italiana ea

Gevoegde prejudiciële hofzaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik op C-389/14, C-391/14, C-392/14 en C-393/14 voor een volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   7 oktober 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   23 oktober 2014
Schriftelijke opmerkingen:                   23 november 2014
Trefwoorden: broeikasgasemissierechten; evenredigheidsbeginsel; motiveringsvereiste

Onderwerp
- Handvest grondrechten artikel 41 (behoorlijk bestuur)
- VWEU artikel 290 (delegatie); 296 (keuze soort handeling)
- Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (Pb L 275, blz. 32), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009
- Besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013

Verzoeksters in de vier gevoegde zaken zijn oliebedrijven. Zij maken bezwaar tegen besluiten van het nationaal comité dat uitvoering moet geven aan RL 2003/87 waarmee zij een geringer aantal kosteloze emissierechten toegewezen krijgen (periode 2013-2020) dan waarop zij menen recht te hebben. Op basis van de door het ITA Comité verzamelde gegevens heeft de EURCIE (bij besluit 2013/448) het maximum vastgesteld, gecorrigeerd met de transsectorale correctiefactor voor 2013, en met die gegevens moet het nationaal Comité de emissierechten die kosteloos worden toegewezen verdelen. De zaak betreft de later door het Comité gecorrigeerde besluiten waarmee de uiteindelijk toegewezen rechten lager uitvallen dan bij de eerste besluiten was voorzien. Dit was het gevolg van de door de EURCIE in een later besluit (2013/448) uitgesloten emissies die verband houden met verbranding van afvalgassen in de staalindustrie en geproduceerde warmte via warmtekrachtkoppeling. Verzoeksters gaan in beroep tegen zowel het besluit van het Comité als dat van de EURCIE wegens misbruik van bevoegdheid, onjuiste uitleg en toepassing van de RL, ontoereikende motivering en onderzoek en schending van het recht op eigendom en het evenredigheidsbeginsel.

De verwijzende ITA rechter (Regionale Admin Rb Lazio) verwijst naar de al bij het HvJEU voorliggende zaken C-295/14 DOW en C-191/14 en C-192/14 Borealis in welke zaken ook de vraag over geldigheid van besluit 2013/448 centraal staat. Hij formuleert zijn vragen aan het HvJEU als volgt:
1) Is besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013 ongeldig omdat daarin in de berekening van de kosteloos toe te wijzen emissierechten geen rekening is gehouden met het aandeel van de emissies in verband met de verbranding van afvalgassen – of van hoogovenprocesgassen – noch van de emissies in verband met door warmtekrachtkoppeling geproduceerde warmte, wat leidt tot schending van artikel 290 VWEU en van artikel 10 bis, leden 1, 4 en 5, van richtlijn 2003/87/EG, doordat de grenzen van de bij de richtlijn toegekende bevoegdheden zijn overschreden en wordt ingegaan tegen de doelen van de richtlijn (stimulering van meer energie-efficiënte technologieën en inachtneming van de vereisten van economische ontwikkeling en werkgelegenheid)?
2) Is besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013 ongeldig in het licht van artikel 6 VEU, wegens strijdigheid met artikel 1 van het aanvullend protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en met artikel 17 van dat verdrag, doordat daarbij afbreuk is gedaan aan verzoeksters’ gerechtvaardigd vertrouwen om in het bezit te blijven van het goed bestaande in de hoeveelheid voorlopig toegewezen emissierechten die hun toekwam op basis van hetgeen was voorzien in de richtlijn, zodat hun het aan dat goed verbonden economisch nut is ontnomen?
3) Is besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013 voorts ongeldig voor zover daarin de transsectorale correctiefactor is bepaald, daar dat besluit artikel 296, lid 2, VWEU en artikel 41 van het Handvest [van de grondrechten van de Europese Unie] schendt omdat het ontoereikend is gemotiveerd?
4) Is besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013 ongeldig voor zover daarin de transsectorale correctiefactor is bepaald, daar het besluit artikel 10 bis, lid 5, van richtlijn 2003/87/EG en het in artikel 5, lid 4, VEU vervatte evenredigheidsbeginsel schendt en het voorts onrechtmatig is wegens ontoereikend onderzoek en onjuiste beoordelingen, gelet op het feit dat in de berekening van de maximumhoeveelheid kosteloos toe te wijzen emissierechten (een belangrijk gegeven voor de bepaling van de uniforme transsectorale correctiefactor) geen rekening is gehouden met de gevolgen van de wijzigingen in de uitlegging van het begrip „verbrandingsinstallatie” die zich hebben voorgedaan tussen de eerste fase (2005-2007) en de tweede fase (2008-2012) van de uitvoering van richtlijn 2003/87/EG?
5) Is besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013 ongeldig voor zover daarin de transsectorale correctiefactor is bepaald, wegens schending van artikel 10 bis, lid 5, van richtlijn 2003/87/EG en artikel 9 bis, lid 2, van richtlijn 2003/87/EG, alsmede wegens ontoereikend onderzoek en een onjuiste beoordeling, gelet op het feit dat de berekening van de maximumhoeveelheid kosteloos toe te wijzen emissierechten (een belangrijk gegeven voor de bepaling van de uniforme transsectorale correctiefactor) is gemaakt op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens die onderling incoherent zijn omdat zij zijn gebaseerd op uiteenlopende uitleggingen van artikel 9 bis, lid 2, van richtlijn 2003/87/EG?
6) Is besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013 ten slotte ongeldig voor zover daarin de transsectorale correctiefactor is bepaald, wegens schending van de procedurele voorschriften van de artikelen 10 bis, lid 1, en 23, lid 3, van richtlijn 2003/87/EG?

Specifiek beleidsterrein:
IenM

Gerelateerde documenten