C-389/17 EVP International
Prejudiciƫle hofzaak Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie. Termijnen: Motivering departement: 14 augustus 2017 Schriftelijke opmerkingen: 30 september 2017 Trefwoorden: monetair beleid; banken; nomenclatuur Onderwerp: - Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG; - Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG. Feiten: Verzoeker is een in Litouwen geregistreerde onderneming en beschikt over de door verweerder verleende vergunningen om actief te zijn als instelling voor elektronisch geld en als betalingsinstelling, op grond waarvan zij onder meer bevoegd is om elektronisch geld uit te geven en diensten te verrichten die verband houden met de uitgifte van dergelijk geld alsmede andere betalingsdiensten. Na een inspectie is in het bestreden onderdeel van het besluit geconstateerd dat verzoeker niet had voldaan aan de eisen bij de berekening van haar eigen vermogen. De eisen stellen vast welke methodes moeten worden toegepast voor berekening van het eigen vermogen. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder heeft geweigerd enkele door verzoeker uitgeoefende activiteiten aan te merken als betalingsdiensten die verband houden met de uitgifte van elektronisch geld. Uit de stellingen van partijen, zoals die blijken uit de processtukken, komt in essentie naar voren dat de voorliggende zaak gaat over de vraag of bovengenoemde diensten (transacties) moeten worden aangemerkt als betalingsdiensten die verband houden met de uitgifte van elektronisch geld, zoals verzoeker stelt, of als betalingsdiensten die geen verband houden met de uitgifte van elektronisch geld, zoals verweerder betoogt. Verzoeker stelde beroep tot nietigverklaring in bij de regionale bestuursrechter, dit beroep werd ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Overweging: Beantwoording van de aan het Hof van Justitie gestelde vraag is van wezenlijk belang voor de beslechting van deze zaak, aangezien daarmee met het oog op het waarborgen van de doeltreffendheid van het Unierecht nationale wettelijke bepalingen kunnen worden uitgelegd waarin verzoeksters verplichtingen in verband met de berekening van haar verplichte eigen vermogen zijn vastgelegd, en die bepalingen kunnen worden toegepast op de betrokken rechtsverhoudingen. Prejudiciƫle vragen: Dient artikel 5, lid 2, van richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van richtlijn 2000/46/EG, gelezen in samenhang met artikel 6, lid 1, onder a), van die richtlijn, aldus te worden uitgelegd dat in omstandigheden zoals die in het hoofdgeding, de volgende handelingen als betalingsdiensten die (geen) verband houden met de uitgifte van elektronisch geld moeten worden aangemerkt: a) een betalingstransactie waarbij het elektronische geld (terugbetaalbare geldmiddelen) dat tegen de nominale waarde is terugbetaald, naar aanleiding van een door de houder van elektronisch geld aan de instelling voor elektronisch geld (de uitgever) gedaan verzoek (gegeven opdracht) wordt overgemaakt naar een bankrekening van een derde partij; b) een betalingstransactie waarbij de koper (betaler) van goederen en/of diensten in opdracht van de verkoper voor goederen en/of diensten betaalt door geldmiddelen over te maken/te betalen aan een instelling voor elektronisch geld (uitgever van elektronisch geld), die, na ontvangst van de geldmiddelen, ten behoeve van de verkoper (houder van elektronisch geld) elektronisch geld uitgeeft tegen de nominale waarde van de ontvangen geldmiddelen. Aangehaalde (recente) jurisprudentie: - Specifiek beleidsterrein: FIN