C-389/20 Tesorería General de la Seguridad Social
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 27 oktober 2020 Schriftelijke opmerkingen: 13 december 2020
Trefwoorden : discriminatie, sociale zekerheid
Onderwerp :
- Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep;
- Richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, dat elke discriminatie op grond van geslacht;
Feiten:
Verzoekster is huishoudster, sinds 2011 aangesloten bij het socialezekerheidsstelsel en valt onder de bijzondere regeling voor huishoudelijk personeel die is vastgesteld in artikel 250 LGSS (algemene wet op de sociale zekerheid). Op 08-11-2019 heeft verzoekster de algemene socialezekerheidskas (hierna: TGSS) verzocht om toegang tot de betaling van werkloosheidspremies om het recht op de bijbehorende uitkering te verwerven voor het geval zij in de toekomst in die situatie terecht zou komen. Het verzoek werd afgewezen op grond van artikel 251d) LGSS, waarin wordt bepaald dat de regeling geen bescherming tegen werkloosheid omvat. Verzoekster tekende bezwaar aan tegen dat besluit; het bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Op 02-03-2020 heeft verzoekster bij de verwijzende rechter beroep ingesteld.
Overweging:
Artikel 251d) LGSS zou indirecte discriminatie van vrouwen kunnen inhouden. Zoals blijkt uit de door verzoekster ingebrachte bewijsmiddelen, en zoals door verweerster zelf wordt erkend, bestaat de groep van werknemers die onder de bijzondere regeling voor huishoudelijk personeel vallen vrijwel geheel uit personen van één geslacht, het vrouwelijke. De litigieuze bepaling lijkt neutraal omdat zij van toepassing is op de gehele beroepsgroep huishoudelijk personeel, maar is dat in feite niet. Omdat de verwijzende rechter twijfels heeft over de verenigbaarheid van artikel 251d) LGSS met de richtlijnen 79/7/EEG en 2006/54/EG, heeft hij besloten de procedure te schorsen en het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing in te dienen bij het Hof.
Prejudiciële vragen:
Moeten artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid, dat elke discriminatie op grond van geslacht, hetzij direct, hetzij indirect, in het kader van de verplichting tot het betalen van sociale premies verbiedt, en artikel 5, onder b), van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep, waarin een identiek verbod op directe of indirecte discriminatie op grond van geslacht is neergelegd met betrekking tot de werkingssfeer van de sociale stelsels en de voorwaarden voor toegang tot die stelsels, de verplichting om premies te betalen en de berekening van de premies, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling als artikel 251, onder d), van de algemene wet op de sociale zekerheid, dat als volgt luidt: „De door de bijzondere regeling voor huishoudelijk personeel geboden bescherming omvat geen bescherming tegen werkloosheid.”?
Indien de voorgaande vraag bevestigend wordt beantwoord, moet voornoemde bepaling dan worden beschouwd als een voorbeeld van verboden discriminatie als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder e) en/of k), van richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006, aangezien de litigieuze regeling – artikel 251, onder d), van de algemene wet op de sociale zekerheid – vrijwel uitsluitend vrouwen aangaat?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: SZW