C-395/15 Daouidi

Contentverzamelaar

C-395/15 Daouidi

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   19 oktober 2015
Concept schriftelijke opmerkingen:       03 november 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   03 december 2015
Trefwoorden: gelijke behandeling (arbeid/beroep); handvest grondrechten

Onderwerp
- Handvest grondrechten artikel 21 (discriminatieverbod);
- Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep

Verzoeker werkt als keukenhulp bij een restaurant in een vijfsterrenhotel (verweerder) sinds april 2014 op een tijdelijke deeltijdovereenkomst (twintig uur / drie maanden) omdat er toen sprake was van een toename van het werk. Na afloop van de proeftijd van één maand werd de overeenkomst gewijzigd in één voor veertig uur. In juli 2014 is de overeenkomst met negen maanden verlengd. Op 3 oktober 2014 wordt verzoeker door een bedrijfsongeval tijdelijk arbeidsongeschikt (arm in gips). Na twee weken meldt verzoeker bij navraag van zijn werkgever dat hij (voorlopig) nog niet kan komen werken. Werkgever verwacht dat hij het weekend alweer komt werken maar verzoeker meent recht te hebben op voldoende tijd voor herstel. Op 26 november wordt verzoeker wegens dringende redenen ontslagen (hij voldoet niet aan de verwachtingen). Hij vraagt de rechter het ontslag nietig te verklaren wegens strijd met de SPA Gw (recht op lichamelijke integriteit). Verzoeker stelt dat het ontslag als discriminerend moet worden aangemerkt – omdat het volgt op zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Verweerder ontkent het uitoefenen van druk op verzoeker en discriminatie, herhaalt alleen maar de reden voor ontslag, de slechte werkprestaties van verzoeker.

De verwijzende SPA rechter (Sociale zaken Barcelona) heeft voor beslechting van het geschil advies nodig van het HvJEU voor wat betreft werkingssfeer en rechtstreekse werking van een aantal bepalingen van het Handvest. Hij oordeelt dat verzoekers ontslag mogelijk discriminerend is en dat de bewijslast dan ook kan worden ‘omgekeerd’; verzoekers ontslag volgt immers pas nadat hij na maandenlang zijn werk normaal te hebben gedaan wegens arbeidsongeschiktheid niet meer kan werken. Pas dan wordt hem verweten dat hij niet aan de verwachtingen voldoet. De verwijzende rechter stelt het HvJEU onderstaande vragen, niet alleen om onderhavige zaak te kunnen beslissen maar tevens ten behoeve van de in zijn ogen, gezien zijn tegenover het nationale recht staande persoonlijke opvatting, noodzakelijke ontwikkeling van de SPA rechtspraak op dit terrein.
1) Moet het algemene discriminatieverbod van artikel 21, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat het zich kan uitstrekken tot het besluit van een onderneming om een tot dan toe professioneel gewaardeerde werknemer die gezondheidszorg en socialezekerheidsuitkeringen ontving, te ontslaan op de enkele grond dat hij – voor onbepaalde tijd – tijdelijk arbeidsongeschikt was als gevolg van een arbeidsongeval?
2) Moet artikel 30 van het Handvest aldus worden uitgelegd dat aan een werknemer die kennelijk willekeurig en zonder reden wordt ontslagen, de bescherming moet worden geboden die in de nationale wettelijke regeling is voorzien tegen ontslag dat in strijd is met een fundamenteel recht?
3) Valt het besluit van een onderneming om een tot dan toe professioneel gewaardeerde werknemer die gezondheidszorg en socialezekerheidsuitkeringen ontvangt, te ontslaan op de enkele grond dat hij – voor onbepaalde tijd – tijdelijk arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, onder de bescherming en/of de werkingssfeer van de artikelen 3, 15, 31, 34, lid 1, en 35 van het Handvest (een of meer van die artikelen dan wel al die artikelen)?
4) Indien het antwoord op de vorige drie vragen (of op een van die vragen) bevestigend luidt en het besluit tot ontslag van een tot dan toe professioneel gewaardeerde werknemer die gezondheidszorg en socialezekerheidsuitkeringen ontvangt, op de enkele grond dat hij – voor onbepaalde tijd – tijdelijk arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, onder de bescherming en/of de werkingssfeer van een of meer van de artikelen van het Handvest valt, mag de nationale rechter die artikelen dan toepassen om een geschil tussen particulieren te beslechten – naargelang het om een „recht” dan wel een „beginsel” gaat – op grond dat zij rechtstreekse werking hebben dan wel op grond van het „beginsel van conforme uitlegging”?
Indien de vorige vier vragen ontkennend worden beantwoord, wordt een vijfde vraag gesteld:
5) Valt het besluit van een onderneming om een tot dan toe professioneel gewaardeerde werknemer te ontslaan op de enkele grond dat hij – voor onbepaalde tijd – tijdelijk arbeidsongeschikt is als gevolg van een arbeidsongeval, onder het begrip „directe discriminatie op grond van een handicap”, dat als discriminatiegrond is opgenomen in de artikelen 1 tot en met 3 van richtlijn [2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep]?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-335/11 HK Danmark
Specifiek beleidsterrein: SZW

Gerelateerde documenten