C-395/20  Corendon Airlines

Contentverzamelaar

C-395/20  Corendon Airlines

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     13 oktober 2020
Schriftelijke opmerkingen:                     29 november 2020

Trefwoorden : compensatie luchtreiziers;

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

Feiten:

Verzoekers boekten een pakketreis naar Antalya en zouden vliegen met Corendon Airlines (verweerder). De geplande vertrektijd was 13.20u (aankomsttijd 17.50u). Verweerder verplaatste de vlucht naar 16.10u op dezelfde dag. Vervolgens liep de vlucht vertraging op; hij vertrok pas om 17.02u en landde uiteindelijk om 21.30u. Verzoekers hebben elk €400,- compensatie gevorderd op grond van artikel 5(1)c) en artikel 7(1)b) van verordening 261/2004. De rechter in eerste aanleg wees de vordering af en oordeelde dat er geen sprake is van een instapweigering. De vluchttijden waren gewijzigd, maar de oorspronkelijke vluchtplanning was niet opgegeven en verzoekers hadden de mogelijkheid om van de vlucht met de gewijzigde vluchttijden gebruik te maken. Verder hoefde volgens de rechter niet te worden onderzocht of de wijziging van de vluchttijden als annulering of langdurige vertraging moet worden aangemerkt, aangezien niet wordt betwist dat de wijziging van de vluchttijden binnen het in artikel 5(1)c)ii) van de verordening bedoelde tijdvak - twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd - aan de verzoekers is meegedeeld. Ten slotte hoefde niet te worden onderzocht of verweerder de verzoekers voldoende heeft geïnformeerd over hun rechten krachtens artikel 8 van de verordening, aangezien een eventuele schending geen recht geeft op compensatie op grond van artikel 7(1) van die verordening.

Overweging:

Of het hoger beroep van verzoekers slaagt, hangt in beslissende mate af van het antwoord op de vraag of de verplaatsing van de vlucht met 3 uur betekent dat de vlucht niet is uitgevoerd in de zin van artikel 2l) van de verordening. Voorts hangt het slagen van het hoger beroep af van de vraag of de mededeling van de verplaatsing van de vlucht als een aanbod van een alternatief reisplan in de zin van artikel 8(1) onder b) of c) van de verordening moet worden aangemerkt.

Prejudiciële vragen:

1) Is sprake van annulering van een vlucht in de zin van artikel 2, onder l), en artikel 5, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1, met rectificatie in PB 2006, L 365, blz. 89), wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de in het kader van een pakketreis geboekte vlucht, die volgens planning om 13.20 uur (plaatselijke tijd) zou vertrekken, verplaatst naar 16.10 uur (plaatselijke tijd) op dezelfde dag?

2) Gaat het bij de mededeling, negen dagen voor aanvang van de reis, over de verplaatsing van een vlucht van 13.20 uur (plaatselijke tijd) naar 16.10 uur (plaatselijke tijd) op dezelfde dag om een aanbod van een andere vlucht in de zin van artikel 5, lid 1, onder a), ii), van verordening nr. 261/2004 en, zo ja, moet dit aanbod voldoen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a), en artikel 8, lid 1, van  verordening nr. 261/2004?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: