C-395/25 Orkla Care

Contentverzamelaar

C-395/25 Orkla Care

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     13 augustus 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     30 september 2025

Trefwoorden: levensmiddelen, etikettering en verpakkingen producten, chemische stoffen

Onderwerp: Verordening 1272/2008 (CLP-verordening) betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: artikel 35, lid 2; Verordening 2019/1020 (betreffende markttoezicht en conformiteit van producten).

Het bedrijf ‘Orkal Care’ wilden negen chemische producten (vloeibare wasmiddel) op de markt brengen met het ontwerp van de verpakking zoals getoond in bijlage I van de verwijzingsbeslissing. Na tips van consumenten dat de verpakkingen gelijkenissen vertoonden met levensmiddelen en daardoor verwarring kon ontstaan, werd de vraag gesteld of deze verpakkingen wel voldoen aan de verpakkingsvereisten van artikel 35, lid 2 van de CLP-verordening. Een inspectiebureau heeft Orkal Care vervolgens verboden om de wasmiddelen op de markt te brengen. Orkal is tegen dit besluit opgekomen en in hoger beroep vraagt de verwijzende rechter om verdere uitleg van de CLP-verordening. 

Prejudiciële vragen: 
1) Op basis van welke gedetailleerde criteria moet overeenkomstig artikel 35, lid 2, van de CLP-verordening worden beoordeeld of een verpakking qua vorm of ontwerp vergelijkbaar is met die van bijvoorbeeld levensmiddelen? Moeten maatregelen om verpakkingen te onderscheiden van bijvoorbeeld levensmiddelenverpakkingen permanent zijn gedurende de gehele levenscyclus van de verpakking of kunnen zij ontworpen zijn om te worden verwijderd? 

2) Moet de beoordeling van de vraag of een verpakking qua vorm of ontwerp vergelijkbaar is met die van bijvoorbeeld levensmiddelen, plaatsvinden op basis van de levensmiddelenverpakkingen die beschikbaar zijn op de markt waar het product in de handel wordt gebracht of op de markt waar het aan het publiek wordt aangeboden, en moet de beoordeling dan uitsluitend plaatsvinden op basis van de nationale markt, de gehele markt van de Unie of delen daarvan? 

3) Hoe moet het begrip „consument” in artikel 35, lid 2, van de CLP-verordening worden uitgelegd en toegepast? Slaat het op de gemiddelde consument of dienen kwetsbare of benadeelde consumentengroepen, zoals visueel gehandicapten, personen met andere handicaps en kinderen, ook onder het begrip „consument” te vallen? Zo ja, hoe moet er dan rekening worden gehouden met hun specifieke behoeften? 

4) Hoe groot moet het risico zijn dat de consument ten onrechte denkt dat de verpakking voedsel bevat? Is het voldoende dat sprake is van een theoretisch of onbeduidend risico of moet het risico reëel zijn? Dient er bij die beoordeling rekening te worden houden met de vraag of er daadwerkelijk verwarring met levensmiddelen heeft plaatsgevonden, indien dergelijke informatie beschikbaar is? 

5) Moet bij de toepassing van artikel 35, lid 2, van de CLP-verordening rekening worden gehouden met de gevarencategorie en het specifieke risico van de stof of het mengsel? Moet dit artikel aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op verpakkingen die een gevaarlijke stof of een gevaarlijk mengsel bevatten en die qua vorm of ontwerp vergelijkbaar zijn met verpakkingen die voor levensmiddelen wordt gebruikt, wanneer, zoals in het onderhavige geval, de inhoud van de verpakking niet gevaarlijk is om in te slikken, maar enkel bij andere blootstellingen, zoals wanneer het mengsel omkeerbare oogirritatie kan veroorzaken?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: IenW; VWS

Gerelateerde documenten