C-398/18 en C-428/18

Contentverzamelaar

C-398/18 en C-428/18

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    14 augustus 2018
Schriftelijke opmerkingen:                    30 september 2018

Trefwoorden: pensioen; sociale zekerheid

Onderwerp:
-           VWEU artikel 48

Feiten:

De feiten en rechtsoverwegingen in de gevoegde zaken C-398/18 en C-428/18 komen in wezen overeen met, en de prejudiciële vraag is dezelfde als zaak C-7/18. Hierna volgt het fiche uit C-7/18:
Verzoeker is aangesloten bij de Spaanse sociale zekerheid. Op 31.03.2016 vroeg hij bij de Spaanse sociale zekerheid een pensioenuitkering uit hoofde van vervroegde uittreding aan, welke aanvraag door het INSS werd afgewezen bij besluit van 09.11.2016 op grond dat de pensioenuitkering lager zou zijn dan het minimumpensioen dat van toepassing zou zijn op de betrokken persoon op de leeftijd van 65 jaar. De door verzoeker ingediende voorafgaande administratieve klacht werd afgewezen bij besluit van 21.12.2016. Op 06.02.2017 heeft verzoeker bij de arbeidsrechter een vordering ingesteld tegen het INSS en de TGSS tot vaststelling van zijn recht om een vervroegd ouderdomspensioen ten belope van een basisbedrag van €624,90 te genieten, alsmede tot veroordeling van de verwerende partijen tot berusting in en eerbiediging van deze vaststelling. Bij vonnis van 04.04.2017 werd de vordering afgewezen. De arbeidsrechter aanvaardt het betoog van het INSS, dat op zijn beurt het doel van de wetgeving in acht neemt, namelijk te voorkomen dat ouderdomspensioenen voor personen die nog niet de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt, dienen te worden aangevuld tot het wettelijke minimum, waardoor zij dus op de arbeidsmarkt blijven. Aan betrokkene is in Duitsland een ouderdomspensioen ten bedrage van €587,83 toegekend. Het pensioen dat hij in Spanje zou ontvangen uit hoofde van vervroegde uittreding zou het theoretische bedrag van €895,42 zijn. Het door Spanje uit te keren minimumpensioen voor personen ouder dan 65 jaar met een ten laste komende echtgenoot voor het jaar 2016 bedraagt €784,90. In casu vormt de begunstigde evenwel geen last voor het Spaanse socialezekerheidsstelsel, daar zijn uitkering uit hoofde van vervroegde uittreding nooit door Spanje zal worden aangevuld tot het minimum, gelet op het feit dat hij ook een pensioen uit Duitsland ontvangt en het totaalbedrag van de twee reële en daadwerkelijke pensioenen hoger is dan het in Spanje voorziene minimumpensioen. Tegen het vonnis van de arbeidsrechter werd op 19.04.2017 hoger beroep ingesteld door verzoeker.

Overweging:

De Spaanse bepaling staat geen uitlegging overeenkomstig het Unierecht toe, aangezien daarin wordt verwezen naar het te ontvangen pensioen (begrepen als ten laste van Spanje). In elk geval is dit de uitlegging door het INSS, waarbij die uitlegging in de weg staat aan de toegang tot een uitkering bij vervroegde uittreding voor een migrerende werknemer die zich in dezelfde economische omstandigheden bevindt als een niet-migrerende werknemer, wanneer de migrerende werknemer van alle lidstaten waarnaar hij is verhuisd om te werken, uit hoofde van uitkeringen van dezelfde aard, een totaalbedrag aan pensioen ontvangt dat gelijk is aan dat van de niet-migrerende werknemer, die echter alleen een pensioen ten laste van Spanje ontvangt.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 48 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die als voorwaarde voor toegang tot een pensioenuitkering uit hoofde van vervroegde uittreding stelt dat het bedrag van het te ontvangen pensioen hoger is dan het minimumpensioen dat de belanghebbende op grond van diezelfde nationale wetgeving zou ontvangen, waarbij „te ontvangen pensioen” wordt uitgelegd als het daadwerkelijke, uitsluitend ten laste van de bevoegde lidstaat (in casu Spanje) komende pensioen, zonder inaanmerkingneming van eventuele daadwerkelijk ontvangen pensioenen uit hoofde van een andere uitkering van dezelfde aard ten laste van een of meerdere andere lidstaten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: SZW