C-400/11 Egbringhoff
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 15 mei 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 1 juni 2013 Schriftelijke opmerkingen: 1 juli 2013 Trefwoorden: energie (gasleverantie); transparantie
Onderwerp: Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG
Ook deze zaak, in navolging van C-359/11 Schulz, wordt nu weer opgepakt omdat de zaken waar op is gewacht (schorsing) niet het gewenste resultaat hebben gebracht. De termijn voor de mogelijkheid tot indienen van schriftelijke opmerkingen gaat per vandaag lopen. Verzoeker Josef Egbringhoff heeft hetzelfde probleem als Alexandra Schulz in zaak C-359/11. Hij neemt gas af bij verweerster, Stadtwerke Ahaus GmbH. Sinds 2004 stijgen de prijzen ieder jaar verschillende keren en worden hem naheffingen opgelegd, die hij tandenknarsend betaalt. In 2006 maakt hij bezwaar tegen de nota over 2005 nadat herhaaldelijke verzoeken aan verweerster om de redelijkheid van de gevorderde naheffingen aan te tonen niets heeft opgeleverd. Hij vordert € 746,54 aan teveel betaalde elektra- en gaskosten en eist hij dat verweerster wordt verordonneerd haar tarieven voor 2009 te baseren op die van 2004. bezwaar tegen die prijswijzigingen omdat zij van oordeel is dat de tariefsverhogingen onredelijk zijn. Aangezien ze voor de rechter eindigen kan worden aangenomen dat verzoekster stopt met betalen. De rechter wijst de vordering van verweerster toe met rente en kosten omdat hij de prijsverhogingen wel redelijk acht met het oog op de gestegen inkoopkosten en niet in strijd met de nationale regeling dat tarieven ‘redelijk’ moeten zijn. De zaak ligt nu voor in de herzieningsprocedure.
De verwijzende DUI-rechter vraagt zich dan ook in deze zaak af of wel voldoende rekening is gehouden met RL 2003/55 waarin geëist wordt dat afnemers transparante informatie over prijswijzigingen moeten krijgen. Hij legt het HvJEU dezelfde vraag voor als in de zaak Schulz: “Dient artikel 3, lid 3, gelezen in samenhang met bijlage A, sub b en/of c, van richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG, aldus te worden uitgelegd, dat een nationale wettelijke regeling over prijswijzigingen in aardgasleveringsovereenkomsten met huishoudelijke afnemers aan wie op grond van de algemene leveringsplicht aardgas wordt geleverd (klanten voor wie een vast tarief geldt), voldoet aan het vereiste niveau van transparantie wanneer daarin de oorzaak, de voorwaarden en de omvang van een prijswijziging weliswaar niet worden vermeld, doch wordt gewaarborgd dat de gasleverancier zijn afnemers vooraf binnen een redelijke termijn van elke prijsverhoging op de hoogte brengt en de afnemers het recht hebben de overeenkomst op te zeggen indien zij de hun meegedeelde gewijzigde voorwaarden niet wensen te aanvaarden?” Specifiek beleidsterrein: EZ