C-404/15 Aranyosi

Contentverzamelaar

C-404/15 Aranyosi

Prejudiciƫle hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   11 september 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   28 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   28 oktober 2015
Trefwoorden: strafrecht; overlevering; Europees Aanhoudingsbevel (EAB); Handvest grondrechten

Onderwerp
- EVRM artikel 3 (verbod foltering);
- VEU artikel 6 (handvest grondrechten);
- Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten

HonAut hebben in november en december 2014 verzocht om uitlevering van verzoeker P. Arayosi. Verzoeker, die in januari 2015 in Bremen is aangehouden, zou in 2014 in HON twee diefstallen met braak hebben gepleegd. Hij is HON staatsburger, woont bij zijn moeder in Bremerhaven, heeft een vriendin en een kind van acht maanden. Hij ontkent het hem ten laste gelegde en stemt niet in met de vereenvoudigde overleveringsprocedure. Op de vraag van de DUIaut in welke gevangenis verzoeker gedetineerd zal worden (aangezien de detentieomstandigheden in enkele HON gevangenissen niet voldoen aan de EUR minimumnormen) meldt parket HON Rb dat de HONaut bevoegd zijn te beslissen welke sanctie wordt opgelegd. DUIaut meent dat uitlevering toelaatbaar omdat geen concrete aanwijzingen bestaan dat verzoeker zal worden blootgesteld aan folteringen of andere wrede behandelingen. Verzoeker vraagt hem niet uit te leveren.

De verwijzende DUI rechter (Hanseatisches Oberlandesgericht Bremen) stelt vast dat het HON verzoek voldoet aan de vereisten die het DUI recht aan een uitleveringsverzoek stelt maar vraagt zich af of de internationale rechtshulpwet aan uitlevering in de weg zou kunnen staan (strijd met het Handvest grondrechten). Hij meent echter dat sterke aanwijzingen bestaan dat verzoeker in HON aan detentieomstandigheden kan worden blootgesteld die indruisen tegen EVRM artikel 3. Het EHRM heeft HON nog recentelijk (maart 2015) veroordeeld wegens overvolle gevangenissen en schending van genoemd artikel. Op basis van de door hem ontvangen informatie is het niet mogelijk een beslissing te nemen en hij vraagt zich dan ook af of het beletsel voor uitlevering kan worden weggenomen door een garantie vanwege de uitvaardigende staat. Deze vraag is nog niet eenduidig door het HvJEU beantwoord. Artikel 5 van het kaderbesluit geeft de mogelijkheid dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit de uitvoering afhankelijk stelt van voorwaarden. Aangezien geen van de daarin genoemde voorwaarden hier van toepassing zijn vraagt de verwijzende rechter zich af of ook in andere gevallen uitlevering afhankelijk van voorwaarden of garanties kan worden gesteld. Hij legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1) Dient artikel 1, lid 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten aldus te worden uitgelegd dat een uitlevering met het oog op strafvervolging ontoelaatbaar is wanneer ernstige aanwijzingen bestaan dat de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat inbreuk maken op de grondrechten van de betrokkene en de algemene rechtsbeginselen zoals die in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn neergelegd, of dient het aldus te worden uitgelegd dat de uitvoerende staat in die gevallen de beslissing over de toelaatbaarheid van een uitlevering afhankelijk kan of moet maken van de garantie om detentievoorwaarden na te leven? Kan of moet de uitvoerende staat daartoe minimumeisen stellen aan de detentieomstandigheden die dienen te worden gegarandeerd?
2) Dienen de artikelen 5 en 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten aldus te worden uitgelegd dat de uitvaardigende rechterlijke autoriteit ook bevoegd is om garanties inzake de naleving van detentievoorwaarden te verstrekken, of hangt dat af van de bevoegdheidsverdeling binnen de uitvaardigende lidstaat?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-105/03 Pupino; C-42/11 Lopes Da Silva Jorge;
Specifiek beleidsterrein: VenJ

Gerelateerde documenten