C-410/23 Pielatak 

Contentverzamelaar

C-410/23 Pielatak 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    27 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    13 mei 2024

Trefwoorden: consumentenbescherming

Onderwerp:

-             Richtlijn 93/13/EG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikel 2, onder b) en c);

-             Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten: overweging 17;

-             Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG: overweging 51, artikel 3, leden 5 en 7; bijlage I, punt 1, onder a) en e).

Feiten:

Verzoekende partij is elektriciteitsleverancier ‘I. SA’ en verwerende partij is landbouwer ‘S.J.’. Op 18 maart 2017 hebben de partijen een overeenkomst voor de verkoop en levering van elektriciteit afgesloten. De verkoop zou beginnen op 1 januari 2018. Op 5 mei 2017 heeft S.J. de overeenkomst opgezegd, en aangegeven dat de overeenkomst onder dwaling was gesloten en daarom nietig is. Op grond van de overeenkomst werd een opzegging voor 31 december 2021 bestraft met een contractuele boete. I. S.A. vordert betaling van de boete bij S.J. S.J. weigert deze te betalen. 

Overweging:

De eerste prejudiciële vraag betreft de kwestie of een landbouwer die een overeenkomst voor de afname van elektriciteit voor zowel een landbouwbedrijf als zijn privéhuishouden sluit, consument is in de zin van artikel 2, onder b) en c), van richtlijn 93/13/EEG. De verwijzende rechter twijfelt over de uitleg in de situatie waarin de overeenkomst een gemengd karakter heeft. De tweede prejudiciële vraag betreft de kwestie of het gelet op de bepalingen van richtlijn 2009/72/EG is toegestaan deze landbouwer een contractuele boete op te leggen wegens opzegging van de overeenkomst.

Prejudiciële vragen:

1. Omvat artikel 2, onder b) en c), van richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en de daarin vervatte definitie van consument, en overweging 17 van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad ook een landbouwer die zowel voor zijn landbouwbedrijf als voor privédoeleinden een overeenkomst voor de afname van elektriciteit sluit?

2. Moeten artikel 3, leden 5 en 7, overweging 51 en bijlage I, punt 1, onder a) en e), van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG, op grond waarvan aan consumenten in geval van opzegging van een overeenkomst voor de levering van elektriciteit geen kosten in rekening mogen worden gebracht, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de mogelijkheid om aan een afnemer van elektriciteit die consument is een contractuele boete op te leggen in geval van opzegging van een voor bepaalde tijd gesloten overeenkomst voor de levering van elektriciteit (artikel 4j, lid 3a, van de ustawa - Prawo energetyczne van 10 april 1997)?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-590/17; C-534/15; C-464/01; C-485/21 S.V.; C-121/15 ANODE; C-5/19 Оvergas Mrezhi en Balgarska gazova asotsiatsia; C-683/19 Viesgo Infraestructuras Energéticas

Specifiek beleidsterrein: EZK; JenV