C-416/16

Contentverzamelaar

C-416/16

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   27 september 2016
Concept schriftelijke opmerkingen:       13 oktober 2016
Schriftelijke opmerkingen:                   13 november 2016

Trefwoorden: sociale zekerheid; werknemers; overgang ondernemingen

Onderwerp: - richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen

Verzoeker is als toeristisch deskundige in dienst geweest van de gemeente Portimao (tweede verweerster). Hij is tijdens dit dienstverband gedetacheerd bij een gemeentelijk bedrijf Portimao Urbis (eerste verweerster). Daarna treedt hij in dienst bij Portimao Turis (later overgenomen door P Urbis) met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in de functie van bestuurder en vervolgens directeur van die vennootschap. In september 2011 vraagt hij onbezoldigd verlof voor twee jaar, dat in juli 2013 met twee jaar wordt verlengd. In oktober 2014 besluit tweede verweerster (de gemeente, als enige aandeelhouder) P Urbis te ontbinden. Besloten is activiteiten van P Urbis deels te internaliseren en deels uit te besteden aan derde verweerster EMARP (waarvan de gemeente ook enige aandeelhouder is). Een deel van de werknemers wordt meegenomen naar EMARP, waarbij verzoeker buiten beschouwing wordt gelaten. Op 07-01-2015 krijgt verzoeker een mededeling over de sluiting en de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Hij start een procedure tot verkrijging van een verklaring voor recht (later gewijzigd in eis tot schadevergoeding) dat zijn arbeidsovereenkomst onrechtmatig is beëindigd. Hij stelt dat sprake is van overgang van een vestiging, zodat niet op goede grond kan worden aangevoerd dat zijn contract wegens onvermogen van een der partijen een einde heeft genomen. Verweersters stellen dat gezien de omstandigheid dat verzoeker met onbezoldigd verlof was zijn arbeidsovereenkomst niet kon overgaan, maar ook dat geen sprake is van ‘overgang’ aangezien eerste verweerster haar activiteiten had gestopt en conform wettelijk vereiste is ontbonden.

De verwijzende POR rechter (HandelsRb Faro) stelt vast dat de vraag moet worden beantwoord of schadevergoeding kan worden toegekend en welke entiteit(en) aansprakelijk is/zijn voor de betaling daarvan. Daartoe moet worden nagegaan of sprake is van overgang van ondernemingen. Feit is dat de activiteiten van P Urbis zijn overgenomen voor een deel door de gemeente en een deel door EMARP. Is RL 2001/23 hier van toepassing en had verzoeker, gezien zijn positie (niet in actieve dienst) in de herplaatsingen moeten worden meegenomen? Zowel uit de POR wetgeving als uit RL 2001/23 blijkt dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen werknemers in actieve dienst en zij die om welke reden dan ook geschorst zijn, maar verweersters stellen dat verzoeker geen ‘werknemer’ (zijnde niet in ‘actieve dienst’) in de zin van de POR regelgeving is. De verwijzende rechter vraagt zich af of de POR regelgeving verenigbaar is met EUrecht, en legt de volgende vragen voor aan het HvJEU:

1. Is artikel 1, inzonderheid het bepaalde [in lid 1,] onder b), van richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 van toepassing op een situatie als in casu, waarin een gemeentebedrijf (met als enige aandeelhouder de gemeente) wordt ontbonden (krachtens een besluit van het uitvoerend orgaan van de gemeente), waarbij de door dit bedrijf uitgeoefende activiteiten ten dele op de gemeente overgaan en ten dele op een ander gemeentebedrijf (waarvan het maatschappelijk doel te dien einde is gewijzigd en dat eveneens de gemeente als enige aandeelhouder heeft), of kan – anders gezegd – in deze omstandigheden worden aangenomen dat sprake is van een overgang van vestiging in de zin van deze richtlijn?

2. Valt een werknemer die niet in actieve dienst is (met name omdat zijn arbeidsovereenkomst is geschorst) onder het begrip “werknemer” in de zin van artikel 2, lid 1, onder d), van richtlijn 2001/23/EG en moet dienovereenkomstig worden aangenomen dat de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en plichten zijn overgegaan op de verkrijger, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 1, van deze richtlijn?

3. Is het in het kader van een overgang van een vestiging toegestaan, en in overeenstemming met het Unierecht, om beperkingen op de overgang van werknemers in te voeren, met name naargelang het soort arbeidsrelatie of de duur ervan, inzonderheid beperkingen als die welke zijn vervat in artikel 62, leden 5, 6 en 11, van de [Regime jurídico da Atividade Empresarial Local e das Participações Locais]?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein: BZK, SZW