C-417/23 Slagelse Almennyttige Boligselskab Afdeling Schackenborgvaenge
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 6 september 2023 Schriftelijke opmerkingen: 23 oktober 2023
Trefwoorden: volkshuisvesting, discriminatie op basis van etniciteit
Onderwerp: Artikel 2, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming.
Feiten:
Deze zaak betreft de voeging van 2 nationale rechtszaken betreffende de volkshuisvesting in bepaalde wijken in Slagelse, een stad in Denemarken. Deze wijken, Ringparken en Mjølnerparken, zijn aangemerkt als „hard gettogebied”, omdat de wijk aan alle vier de maatstaven aangaande de binding met de arbeidsmarkt, de mate van criminaliteit, het onderwijsniveau en het gemiddelde inkomen van de bewoners voldeed, en omdat meer dan 50 % van de bewoners tot de categorie „immigranten en hun nakomelingen uit niet-westerse landen” behoorde. Overeenkomstig § 168a, lid 1, van de wet volkshuisvesting is een ontwikkelingsplan opgesteld over onder andere de herbestemming van bepaalde woningen en verkoop van bepaalde appartementsgebouwen. Dit plan is goedgekeurd door het ministerie van Sociale Zaken, Huisvesting en Ouderen, dat ook een verwerende partij is in deze zaak.
Op basis van dit ontwikkelingsplan heeft huisvestingsmaatschappij Slagelse Almennyttige Boligselskab (SAB, een van de verzoekende partijen in dit geding) de huurcontracten opgezegd van de verwerende partijen. Alle huurders in de wijk Ringparken hebben bezwaar gemaakt tegen de opzegging van hun huur, waarna zij geconfronteerd werden met een vordering van SAB, strekkende tot erkenning door hen van de rechtmatigheid van de opzeggingen. De verwerende partijen hebben aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen. (zaak 1) De huurders in de wijk Mjølnerparken, de verzoekende partijen in dit geding, hebben een vordering ingesteld tegen het ministerie van Sociale Zaken, Huisvesting en Ouderen, stellende dat de goedkeuring van het ontwikkelingsplan ongeldig is. (zaak 2).
Overweging:
Het draait in casu in wezen om huurders die geconfronteerd worden met de opzegging van hun huurcontract aan de ene kant en SAB en het ministerie van Sociale Zaken, Huisvesting en Ouderen aan de andere kant. SAB betoogt dat zij geen invloed had op het aanmerken van deze gebieden als “hard gettogebied” en dat zij verplicht is om aan de regels van de wet volkshuisvesting te voldoen. De huurders hebben onder andere aangevoerd dat SAB en het ministerie van Sociale Zaken, Huisvesting en Ouderen verplicht zijn om de Deense wet na te leven, maar niet indien die in strijd is met internationale verplichtingen.
De verwijzende rechter overweegt dat het niet mogelijk is om uit de bewoordingen van artikel 2 van de richtlijn of uit de rechtspraak van het Hof af te leiden of de term „etnische afstamming” in artikel 2, lid 2, onder a) en b), in omstandigheden zoals in casu – waarin op grond van de wet volkshuisvesting het aandeel sociale gezinswoningen in „transformatiegebieden” moet worden teruggebracht, en waarin als voorwaarde voor aanmerking als transformatiegebied geldt dat meer dan 50 % van de bewoners in een bepaalde woonbuurt „immigranten en hun nakomelingen uit niet-westerse landen” zijn – aldus moet worden uitgelegd dat deze een groep personen omvat die gedefinieerd worden als „immigranten en hun nakomelingen uit niet-westerse landen”. Indien dat zo is, vraagt de verwijzende rechter zich ook af of artikel 2, lid 2, onder a) en b), dan aldus moet worden uitgelegd dat de in de onderhavige zaak beschreven regeling directe of indirecte discriminatie vormt.
Prejudiciële vragen:
1. Moeten de respectieve termen „etnische afstamming” en „bepaalde etnische afstamming” in artikel 2, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2000/43 aldus worden uitgelegd dat die termen in omstandigheden zoals in casu – waarin op grond van de Deense wet op de volkshuisvesting het aandeel sociale gezinswoningen in zogenoemde transformatiegebieden moet worden teruggebracht, en waarin als voorwaarde voor aanmerking als transformatiegebied geldt dat meer dan 50 % van de bewoners in een bepaalde woonbuurt „immigranten en hun nakomelingen uit niet-westerse landen” zijn – zien op een groep personen die worden gedefinieerd als „immigranten en hun nakomelingen uit niet-westerse landen”?
2. Indien de eerste vraag geheel of gedeeltelijk bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 2, lid 2, onder a) en b), dan aldus worden uitgelegd dat de in deze zaak beschreven regeling directe of indirecte discriminatie vormt?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: CHEZ Razpredelenie Bulgaria, C-83/14; Jyske Finans, C-668/15; Land Oberösterreich, C-94/20.
Specifiek beleidsterrein: JenV