C-418/24 Obadal
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 12 augustus 2024 Schriftelijke opmerkingen: 29 september 2024
Trefwoorden: arbeidsrecht; opeenvolgende arbeidsovereenkomsten; misbruikvoorkoming
Onderwerp: - Op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de Unice en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd: clausules 2, 3 en 5; - Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie: artikel 1, lid 1; - Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 20 en 45; - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 20 en 21.
Feiten: Verzoekende partij ‘TJ’, is werkzaam als kinderverzorgster in een openbare onderwijsinstelling. Op 19 juli 2021 heeft TJ een rechtszaak aanhangig gemaakt, en gevorderd dat haar arbeidsverhouding wordt omgezet in een vast dienstverband, of subsidiair als arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd zonder vast dienstverband. De reden voor de vordering is dat TJ haar arbeidsverhouding meer dan drie jaar is verlengd door middel van verschillende ad-interimovereenkomsten. Dit betekent dat er tijdelijke overeenkomsten waren gesloten met het oog op de definitieve invulling van haar functie. De rechter in eerste aanleg heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, maar in hoger beroep is het vonnis verworpen. TJ heeft cassatie ingesteld.
Overweging: Clausule 5 van de raamovereenkomst ziet op maatregelen ter voorkoming van misbruik van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten. De verwijzende rechter wil verduidelijking over de huidige praktijk waarbij de hoedanigheid van ‘werknemer in vast dienstverband’ in de overheidssector slechts kan worden toegekend aan degenen die in overheidsdienst zijn getreden na het succesvol afleggen van een selectieprocedure overeenkomstig de beginselen van gelijkheid, verdienste en bekwaamheid. De arbeidsverhouding van een tijdelijke werknemer die door een werkgever in de overheidssector onrechtmatig of door misbruik van overeenkomsten voor bepaalde tijd in dienst is genomen, wordt gekwalificeerd als arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd zonder vast dienstverband.
Prejudiciële vragen: 1. In hoofdorde. Verzet clausule 5 van de raamovereenkomst zich tegen rechtspraak die, met het oog op de bescherming van de beginselen van gelijkheid, verdienste, bekwaamheid en non-discriminatie in het vrije verkeer van werknemers, uitsluit dat de hoedanigheid van werknemer in vast dienstverband in de overheidssector wordt toegekend aan werknemers met een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd zonder vast dienstverband? 2. In ondergeschikte orde. Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt: Kan de toekenning van een afschrikkende vergoeding aan een werknemer met een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd zonder vast dienstverband bij de beëindiging van zijn arbeidsverhouding worden beschouwd als een passende maatregel ter voorkoming en, in voorkomend geval, bestraffing van misbruik als gevolg van het sluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in de overheidssector overeenkomstig clausule 5 van de raamovereenkomst?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-59/22, C-110/22 en C-159/22 Consejería de Presidencia, Justicia e Interior de la Comunidad de Madrid e.a.; C-72/18; C-677/19; C-103/18 en C-429/18
Specifiek beleidsterrein: SZW