C-419/23 Nemzeti Foldugyi Kozpont

Contentverzamelaar

C-419/23 Nemzeti Foldugyi Kozpont

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 27 september 2023
Schriftelijke opmerkingen:                 13 november 2023   

Trefwoorden: onrechtmatig ingeschreven vruchtgebruik op onroerende zaak

Onderwerp:

•            Artikel 31, lid 1, VWEU;

•            Artikel 17, lid 1, van het Handvest.

Feiten:

Vanaf 1 januari 2002 verbiedt de wet productiegrond van 1994 de vestiging van een recht van vruchtgebruik op landbouwgrond ten behoeve van buitenlanders. De onderneming Readiness Kft., de eigenaar van landbouwgrond die is geregistreerd in het kadaster in Hongarije, en interveniënt een overeenkomst gesloten waarbij er ten behoeve van interveniënt een recht van vruchtgebruik op die onroerende zaak is gevestigd. De inschrijving van het recht van vruchtgebruik was derhalve onrechtmatig. Het besluit tot inschrijving is echter definitief geworden aangezien het niet is aangevochten. Jaren later werd het eigendomsrecht van verzoekster op de voornoemde onroerende zaak ingeschreven. Bij een besluit van de overheidsdienst is het recht van interveniënt doorgehaald krachtens § 108, lid 1, van de wet nr. CCXII van 2013 houdende diverse bepalingen en overgangsmaatregelen met betrekking tot wet nr. CXXII van 2013 betreffende de verkoop van landbouw- en bosbouwgrond (hierna: „wet overgangsmaatregelen van 2013”).

In zijn arrest in zaak C-235/17 heeft het Hof geoordeeld dat dit een schending was van het Unierecht. Daarop heeft interveniënt verweerder verzocht om krachtens § 108/B, lid 1, van de wet overgangsmaatregelen van 2013, welke bepaling in werking is getreden op 1 januari 2022, vast te stellen dat hij kon verzoeken om herinschrijving van zijn recht van vruchtgebruik in het grondregister. Hiertegen heeft verzoekster beroep aangetekend.

Overweging:

Met haar beroep vordert verzoekster nietigverklaring van de herinschrijving van het recht van vruchtgebruik in het grondregister. Verweerder en interveniënt verzoeken het beroep te verwerpen en voeren daarbij aan dat er geen sprake was van enig juridisch obstakel voor herinschrijving, aangezien de wet overgangsmaatregelen van 2013 met betrekking tot de herinschrijving niet voorziet in de verplichting om de rechtmatigheid van de inschrijving van het recht van vruchtgebruik te toetsen.

Nationale wetgeving die uitvoering geeft aan het arrest in de zaak C-235/17 bepaalt dat de rechten van vruchtgebruik die bij wet nr. CXXII van 2013 betreffende grondtransacties inzake landbouw- en bosbouwgrond waren opgeheven, moeten worden hersteld. Bij besluit kan worden vastgesteld dat het doorgehaalde recht van vruchtgebruik kan worden heringeschreven wanneer de eigenaar of de vruchtgebruiker niet wordt geacht te goeder trouw te zijn. Volgens deze wetgeving is er geen sprake van kwade trouw in het geval waarin het recht van vruchtgebruik is ingeschreven op een moment waarop volgens de Hongaarse regelgeving een dergelijke inschrijving was verboden.

Het lijdt geen twijfel dat het recht van vruchtgebruik van interveniënt is ingeschreven op een moment waarop dat ingevolge de wet niet was toegestaan. Desondanks is de bevoegde autoriteit overgegaan tot inschrijving van het recht van vruchtgebruik van interveniënt in het grondregister. Echter kan het rechtszekerheidsbeginsel, dat tot uitdrukking komt in een definitief geworden bestuurlijk besluit, in strijd zijn met het doeltreffendheidsbeginsel en de plicht tot loyale samenwerking. In een dergelijk geval kan het definitief geworden bestuurlijk besluit niet beletten dat een nationale rechterlijke instantie de nodige maatregelen treft om de doeltreffendheid van het Unierecht te waarborgen. Dit betekent dat rechten van vruchtgebruik slechts kunnen worden doorgehaald indien de nationale wetgever de nationale rechterlijke instanties in staat heeft gesteld om per geval te onderzoeken of de inschrijving van het recht van vruchtgebruik al dan niet rechtmatig was. In casu zou de nationale dan tot de slotsom komen dat de inschrijving van het recht van vruchtgebruik onrechtmatig was, maar de wet overgangsmaatregelen van 2013 maakt het voor de nationale rechter onmogelijk om tot die slotsom te komen.

De onroerende zaak die verzoekster heeft verkregen van de vorige eigenaar, Readiness Kft, was bezwaard met het recht van vruchtgebruik. De in casu omstreden nationale regeling ontneemt verzoekster dus de volle eigendom door de herinschrijving van een onrechtmatig ingeschreven recht van vruchtgebruik op te leggen zonder voor te schrijven dat moet worden onderzocht of het recht van vruchtgebruik rechtmatig was ingeschreven. De nationale regeling is daarom kennelijk in strijd met het vrij verkeer van kapitaal. Aangezien de omstreden nationale regeling in het kader van de onderhavige bestuursrechtelijke procedure de uitoefening van de door artikel 63 VWEU gewaarborgde fundamentele vrijheid belemmert, moet ook artikel 17, lid 1, van het Handvest worden toegepast. Krachtens artikel 17, lid 1, van het Handvest heeft eenieder het recht de goederen die hij rechtmatig heeft verkregen, in eigendom te bezitten, te gebruiken, erover te beschikken en te vermaken. Zodra het doorgehaalde recht van vruchtgebruik dat eerder op onrechtmatige wijze was ingeschreven, opnieuw is ingeschreven, heeft verzoekster niet langer het ongestoorde genot van eigendom van haar zaak, kan zij daarvan niet ongestoord gebruikmaken en kan zij evenmin onbeperkt daarover beschikken.

 

Prejudiciële vragen:

Moeten artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat zij niet in de weg staan aan de regeling van een lidstaat die na de doorhaling van een recht van vruchtgebruik dat onrechtmatig, maar definitief was ingeschreven in het grondregister, de herinschrijving van dat recht van vruchtgebruik oplegt naar aanleiding van de uitkomst van een niet-nakomingsprocedure, zonder voor te schrijven dat moet worden onderzocht of het recht van vruchtgebruik rechtmatig was ingeschreven?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: SEGRO, C-52/16 en C-113/16; Glaxo Wellcome, C-182/08; C-235/17, Commissie/Hongarije (Vruchtgebruik op landbouwgrond); Grossmania, C-177/20.

Specifiek beleidsterrein: EZK, JenV