C-419/24 Hotel Plaza
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 7 augustus 2024 Schriftelijke opmerkingen: 24 september 2024
Trefwoorden: collectief ontslag; definitie werknemer
Onderwerp: - Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag: artikel 1, lid 1, onder a).
Feiten: Verzoekende partij is ‘Société nouvelle de l’hôtel Plaza’ (hierna: hotel). YG is op 12 oktober 1992 als senior projectmanager in dienst genomen door het hotel. In september 2018 werden de medewerkers verteld dat het hotel zou sluiten in verband met grondige renovatiewerken. De vennootschap heeft om economische redenen een collectieve ontslagprocedure ingeleid voor al het operationele personeel. Het ontslag van YG werd door de rechtbank nietig verklaard in 2021, omdat het ontslag strijdig was met nationaal recht. Op grond van het nationale arbeidswetboek moet een werkgever in ondernemingen met ten minste vijftig werknemers, wanneer er minstens tien werknemers ontslagen worden binnen een periode van dertig dagen, een plan voor het behoud van werkgelegenheid opstellen. Het hotel heeft een hogere voorziening ingesteld tegen het vonnis.
Overweging: Het hotel had 29 van de 39 werknemers ontslagen, zonder een plan voor het behoud van werkgelegenheid op te stellen. Een discussiepunt is ontstaan omdat er elf werknemers van een andere vennootschap (GSF Jupiter) aan het hotel ter beschikking waren gesteld in het kader van een dienstverleningsovereenkomst. Partijen zijn het oneens over of de ter beschikking gestelde personen mee moeten worden geteld om te bepalen of het minimumaantal van vijftig personen is bereikt. De verwijzende rechter vraagt daarom om uitleg van het begrip ‘werknemer’ in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 98/59.
Prejudiciële vraag: Moet artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag, volgens hetwelk wordt verstaan onder: „a) collectief ontslag: het ontslag door een werkgever om één of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer, wanneer, ter keuze van de lidstaten, het aantal ontslagen i) ofwel gedurende een periode van 30 dagen: - ten minste 10 werknemers treft in plaatselijke eenheden met gewoonlijk meer dan 20, maar minder dan 100 werknemers; - ten minste 10 % van het aantal werknemers treft in plaatselijke eenheden met gewoonlijk ten minste 100, maar minder dan 300 werknemers; - ten minste 30 werknemers treft in plaatselijke eenheden met gewoonlijk ten minste 300 werknemers; ii) ofwel gedurende een periode van 90 dagen ten minste 20 werknemers treft, ongeacht het aantal werknemers dat gewoonlijk in de desbetreffende plaatselijke eenheden werkzaam is,” aldus worden uitgelegd dat werknemers die door een externe onderneming ter beschikking van de onderneming worden gesteld en die ten tijde van de uitvoering van de ontslagprocedure aanwezig zijn in de gebouwen van de inlenende onderneming en daar gewoonlijk werken, moeten worden meegeteld als werknemers voor de berekening van het personeelsbestand volgens deze bepaling?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-229/14
Specifiek beleidsterrein: SZW