C-424/23 DYKA Plastics

Contentverzamelaar

C-424/23 DYKA Plastics

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    18 september 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    4 november 2023

Trefwoorden: mededinging, oneerlijke handelspraktijken, discriminatie

Onderwerp:

Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG: overweging 74 en artikel 18 en artikel 42.

Feiten:

De eisende partij, NY DYKA Plastics (hierna: Dyka) en de verwerende partij, CV FLUVIUS SYSTEM OPERATOR (hierna: Fluvius) hebben een geschil omtrent de plaatsing van overheidsopdrachten inzake rioleringswerken door FLUVIUS, waarbij FLUVIUS van oordeel is dat zij een keuze voor leidingen uit gres en beton mag maken, en bijgevolg leidingen uit kunststof mag uitsluiten. FLUVIUS is van oordeel dat zij deze keuze niet nader moet motiveren en zij over een discretionaire beoordelingsbevoegdheid beschikt. DYKA stelt dat zij als producent en leverancier van rioleringsbuizen uit kunststof, geen eerlijke kans krijgt om deel te nemen aan de overheidsopdrachten voor de aanleg van riolering van FLUVIUS en zij op systematische wijze gediscrimineerd wordt. De handelswijze van FLUVIUS is volgens DYKA in strijd met de toepasselijke regelgeving inzake overheidsopdrachten, in het bijzonder met artikel 53 van de (nationale)  Overheidsopdrachtenwet. De bepaling inzake technische specificaties staat tevens vermeld in artikel 42, lid 4 van de Richtlijn 2014/24/EU. DYKA heeft reeds verschillende pogingen ondernomen om FLUVIUS op de onwettigheid van haar discriminatoir aanbestedingsbeleid te wijzen en haar te verzoeken haar beleid te wijzigen. FLUVIUS is van oordeel dat zij artikel 53 van de Overheidsopdrachtwet helemaal niet schendt en stelt o.a. stelt dat het vanuit financieel oogpunt, maatschappelijke duurzaamheid en de belangen van de klanten niet meer dan redelijk is dat er standaard wordt gekozen voor gresbuizen in plaats van kunststofbuizen.

Overweging:

DYKA stelt dat uit de nationale bepalingen een bijzondere toepassing vormt van de fundamentele verplichtingen die op een aanbestedende overheid, zoals FLUVIUS, rusten. Een aanbestedende overheid dient namelijk volgens DYKA steeds (1) ondernemers op een gelijke en niet-discriminerende wijze te behandelen, evenals (2) geen overheidsopdrachten op te stellen met als doel om bepaalde ondernemers ten onrechte te bevoordelen of benadelen en bijgevolg de mededinging te beperken. De verwijzende rechter stelt dat in casu de vraag rijst of in het licht van artikel 42, lid 2, van de richtlijn 2014/24/EU, de wijze waarop technische specificaties dienen opgesteld verplicht limitatief dient te gebeuren op een van de wijzen in deze bepaling. Volgens de verwijzende rechter zullen de beantwoording van de voorgestelde prejudiciële vragen van belang zijn voor de oplossing van het geschil. De antwoorden zullen de rechtbank toelaten te antwoorden op de vraag of FLUVIUS door in de bestekken, plannen en dergelijke meer standaard te verwijzen naar rioleringsbuizen uit gres en beton de hogergenoemde bepalingen van de Overheidsopdrachtenwet schendt.

Prejudiciële vragen:

a) Moet artikel 42, lid 3 Richtlijn 2014/24/EU aldus worden uitgelegd dat de daarin opgenomen lijst van wijzen waarop technische specificaties dienen te worden opgesteld een limitatief karakter heeft en een aanbestedende dienst bijgevolg verplicht is om de technische specificaties van haar overheidsopdrachten vorm te geven op één van de in deze bepaling vermelde wijzen?

b) Moet artikel 42, lid 4 Richtlijn 2014/24/EU aldus worden uitgelegd dat verwijzingen in de technische specificaties van aanbestedingen naar rioleringsbuizen uit gres en beton (afhankelijk van het concreet soort rioleringssysteem) moeten worden aangemerkt als één of meerdere in deze bepaling opgesomde verwijzingen, bijvoorbeeld als verwijzingen naar bepaalde types, dan wel naar bepaalde producties van buizen?

c) Moet artikel 42, lid 4 Richtlijn 2014/24/EU aldus worden uitgelegd dat verwijzingen in de technische specificaties van aanbestedingen naar één enkel product, bijvoorbeeld naar rioleringsbuizen uit gres en beton (afhankelijk van het concreet soort rioleringssysteem) als zijnde specifieke technische oplossingen, het in deze bepaling vereiste gevolg (m.n. "waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd") reeds genereren aangezien zij ertoe leiden dat ondernemingen die alternatieve oplossingen dan het voorgeschreven product aanbieden a priori worden uitgesloten en dus benadeeld, ondanks het feit dat verschillende ondernemingen in onderlinge concurrentie met elkaar vermeld voorgeschreven product wel kunnen aanbieden, of is vereist dat er geen enkele vorm van concurrentie met betrekking tot vermeld product, bijvoorbeeld rioleringsbuizen uit gres en beton (afhankelijk van het concreet soort rioleringssysteem), aanwezig is en dat er van vermeld gevolg aldus enkel sprake kan zijn indien het betrokken product kenmerkend is voor één bepaalde onderneming die dit als enige op de markt aanbiedt?

d) Moet artikel 42, lid 2 Richtlijn 2014/24/EU aldus worden uitgelegd dat een vastgestelde schending van artikel 42, lid 3 Richtlijn 2014/24/EU en / of van artikel 42, lid 4 Richtlijn 2014/24/EU, ingevolge het onwettig gebruik van verwijzingen in de technische specificaties van aanbestedingen (bijvoorbeeld naar rioleringsbuizen uit gres en beton (afhankelijk van het concreet soort rioleringssysteem)), meteen ook een schending van artikel 42, lid 2 Richtlijn 2014/24/EU, evenals het hiermee verbonden artikel 18, lid 1 Richtlijn 2014/24/EU impliceert?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZK, IenW