C-439/14 en C-488/14 Star Storage ea

Contentverzamelaar

C-439/14 en C-488/14 Star Storage ea

Gevoegde prejudiciële hofzaken

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken
Klik op C-439/14 en C-488/14 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   26 december 2014
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   12 januari 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   12 februari 2015
Trefwoorden: overheidsopdrachten; vrije toegang tot de rechter

Onderwerp
- Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395, blz. 33), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (Pb L 335, blz. 31);
- Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 (idem op het gebied van water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, Pb L 76, blz. 14)

In zaak C-439/14 schrijft aanbestedende dienst INCDI in het elektronisch systeem voor overheidsopdrachten een open procedure uit voor ontwikkeling en verwezenlijking van een platform voor cloud computing. Gunningscriterium is de laagste prijs. Na vragen van diverse geïnteresseerde marktdeelnemers publiceert zij diverse toelichtingsnota’s in het systeem. Verzoekster maakt bezwaar bij de compAut tegen deze toelichtingen, maar die verklaart haar bezwaar niet-ontvankelijk omdat verzoekster verzuimd heeft een ‘verklaring van zekerheid voor goed gedrag’ te stellen. Deze wettelijk verplichte zekerheid moet gesteld worden voor de gehele periode vanaf de datum van het bezwaar/verzoek/beroep tot de datum waarop de beslissing van de compAut dan wel het vonnis van de bevoegde rechter onaantastbaar is geworden. De hoogte van de zekerheid voor goed gedrag hangt samen met de geraamde waarde van de te gunnen opdracht en bedraagt 1 % van die geraamde waarde.
Verzoekster gaat in beroep tegen die beslissing bij de verwijzende rechter. Zij stelt dat de eis om een dergelijke verklaring op straffe van afwijzing van het beroep een belemmering vormt voor vrije toegang tot de rechter zoals vastgelegd in ROE Gw en RL 89/665. Verweerster is het daar niet mee eens. De ROE wetgever heeft voor deze procedure gekozen om onnodige, vertragende procedures te voorkomen en de werkzaamheden van aanbestedende diensten efficiënter te maken. Zij meent dat verzoekster uit is op een principe-uitspraak zodat een door haar voorgesteld verzoek aan het HvJEU niet-ontvankelijk zou zijn in de zin van VWEU artikel 267.

De verwijzende ROE rechter (Hof van Beroep Boekarest) heeft ernstige twijfels aan de rechtmatigheid van de ROE regelgeving, met name voor wat betreft de voorwaarde voor toegang tot de rechtsgang. Hij stelt dan ook de volgende vraag aan het HvJEU:
“Moeten de bepalingen van artikel 1, leden 1, derde alinea, en 3, van richtlijn 89/665 [...], zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/66 [...], aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een regeling die aan de toegang tot procedures van beroep tegen besluiten van aanbestedende diensten de voorwaarde verbindt dat verzoekende partijen tevoren een „zekerheid voor goed gedrag” stellen, zoals geregeld in de artikelen 271 bis en 271 ter van [Ordonanța de urgență a Guvernului] nr. 34/2006?”

In zaak C-488/14 gaat het om een door verzoekster SC Max Boegl România SRL en anderen gevoerde procedure na uitschrijving in het elektronisch systeem (zie boven) door de luchthaven Oreada (aanbestedende dienst) van een overheidsopdracht betreffende ‘werkzaamheden tot uitbreiding en modernisering van de luchthaveninstallaties van de luchthaven te Oradea’. Gunningscriterium is hier ‘de economisch meest voordelige inschrijving’. Vier partijen dingen mee. De afgewezen drie partijen maken alle bezwaar tegen de beslissing, en gaan na afwijzing daarvan in beroep om dezelfde reden als in zaak C-439/14: het vereiste een ‘verklaring van zekerheid voor goed gedrag’ te stellen.

De door de verwijzende rechter (Hof van Beroep Boekarest) in deze zaak gestelde vraag luidt als volgt:
„Moeten artikel 1, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken, en artikel 1, leden 1 tot en met 3, van richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie, zoels gewijzigd bij richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van de richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG van de Raad met betrekking tot de verhoging van de doeltreffendheid van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een regeling die aan de toegang tot procedures van beroep tegen besluiten van aanbestedende diensten de voorwaarde verbindt dat verzoekende partijen tevoren een ‚zekerheid voor goed gedrag’ stellen, zoals deze zekerheid is vastgesteld in de artikelen 271 bis en 271 ter van [Ordonanța de urgență a Guvernului] nr. 34/2006?”

Specifiek beleidsterrein: EZ mede VenJ

Gerelateerde documenten