C-452/23 Fastned Deutschland et Tesla Germany 

Contentverzamelaar

C-452/23 Fastned Deutschland et Tesla Germany 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 oktober 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    27 november 2023

Trefwoorden: overheidsopdrachten, inhousecriteria, consessieovereenkomsten

Onderwerp:  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG: artikel 72.

Feiten:

Verweerster, Die Autobahn GmbH des Bundes, is een privaatrechtelijke infrastructuurvennootschap die eigendom is van Duitsland. Het federaal ministerie voor verkeer en digitale infrastructuur heeft haar onder meer belast met de planning en exploitatie van de federale autosnelwegen. Ter uitvoering van deze wettelijke opdracht is verweerster op met de in het geding geroepen partijen overeengekomen om de ongeveer 360 bestaande concessieovereenkomsten aan te vullen met het op basis van zelffinanciering overnemen van de aanleg, het onderhoud en de exploitatie van functionerende snellaadinfrastructuur. Verweerster heeft de doorgevoerde wijziging in 2022 in het Publicatieblad van de Europese Unie aangekondigd en daarbij aangegeven op grond van een nationale wetsbepaling te hebben afgezien van een aanbestedingsprocedure. De beschikbaarstelling van snellaadinfrastructuur was noodzakelijk geworden als aanvullende dienst in het kader van de concessieovereenkomsten, hetgeen op het moment van de sluiting ervan niet te voorzien was geweest. Verzoeksters, Fastned Deutschland GmbH & Co. KG en Tesla Germany GmbH, exploiteren elk voor zich oplaadinfrastructuur voor elektrische voertuigen. Bij door een advocaat opgesteld memorie hebben zij verzocht om inleiding van een beroepsprocedure en onder andere aangevoerd dat de met de in het geding geroepen partijen gesloten aanvullende overeenkomst krachtens de nationale wetsbepaling nietig was, aangezien de opdracht was geplaatst zonder voorafgaande aankondiging in de hele EU. De tweede federale aanbestedingskamer heeft het beroep van verzoeksters bij besluit afgewezen. Verzoeksters hebben tegen deze beslissing onmiddellijk hoger beroep ingesteld.

Overweging:

Het is voor de verwijzende rechter niet duidelijk of de werkingssfeer van de nationale wetsbepaling waarbij artikel 72, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/24/EU in nationaal recht is omgezet en die derhalve in overeenstemming met deze richtlijn moet worden uitgelegd, ook van toepassing is op overeenkomsten die buiten de werkingssfeer van het in het nationaal geregelde aanbestedingsrecht zijn gesloten met een inhouse-entiteit van de aanbestedende dienst, wanneer de inhousecriteria op het ogenblik dat de opdracht wordt gewijzigd niet meer worden vervuld omdat het kapitaal van de concessiehouder inmiddels voor 100% in handen is van particuliere investeerders. Verduidelijking is volgens de verwijzende rechter beslissend voor de beslechting van de zaak, aangezien de aanvullende overeenkomst een wezenlijke wijziging vormt in de zin van de relevante nationale wetsbepaling. Daarmee is bepalend of verweerster en de in het geding opgeroepen partijen de tussen hen bestaande, zonder aanbesteding gegunde concessieovereenkomsten zonder nieuwe aanbestedingsprocedure mochten aanvullen met het op basis van zelffinanciering overnemen van de aanleg, het onderhoud en het beheer van functionerende snellaadinfrastructuur, aangezien dan een plaatsing van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie wettelijk was toegestaan. De verwijzende rechter acht de bewoordingen van artikel 72 van richtlijn 2014/24/EU onvoldoende duidelijk en leidt de bestaande rechtspraak van het Hof ook niet tot een eenduidige conclusie.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 72, lid 1, onder c), van richtlijn 2014/24/EU aldus worden uitgelegd dat ook overheidsopdrachten die eerder buiten de werkingssfeer van richtlijn 2014/24/EU aan een inhouse-entiteit zijn toegewezen, maar op het moment van de wijziging van de overeenkomst niet langer aan de voorwaarden van de inhousegunning wordt voldaan, binnen de werkingssfeer van deze bepaling vallen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-454/06 pressetext; C-526/17; C-76/97 Tögel; C-337/98 Matra-Transport; C-719/20 Comune di Lerici; C-496/18 Hungeod Közlekedésfejlesztési.

Specifiek beleidsterrein: IenW, EZK

Gerelateerde documenten