C-455/15 PPU Plycius

Contentverzamelaar

C-455/15 PPU Plycius

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   28 september 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   n.v.t. (PPU buitenlandse rechter)
Mondelinge behandeling:                     27 oktober 2015
Trefwoorden: Brussel II; ouderlijke verantwoordelijkheid; bevoegde rechter

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000

Remigijus Plycius en Aldona Plyciene hebben samen twee kinderen, geboren in respectievelijk 2000 (Victorija, in LIT) en 2009 (Sevelina, in ZWE). In 2003 zijn ze gescheiden. De familie verlaat LIT in 2005 en vestigt zich in ZWE. In februari 2006 is de echtscheidingsprocedure in LIT afgerond. Victorija gaat bij de moeder wonen, maar de ouderlijke macht moet gedeeld worden. Beide kinderen gaan in ZWE naar school en spreken ZWE.
De vader (verzoeker) ontdekt in november 2013 dat de moeder met de twee kinderen is verdwenen. Dan blijkt dat de moeder (verweerster) naar een veilige plaats is gebracht nadat zij tegenover sociale dienst van de gemeente heeft beweerd dat zij en haar kinderen slachtoffer van door de vader gepleegde feiten zijn. Zij heeft daarvan ook aangifte gedaan bij de politie. De zaak wordt enkele maanden later geseponeerd; eiser heeft dan enkel een omgangsverbod gekregen. In maart 2014 is verweerster met de kinderen naar LIT vertrokken. Zij vraagt daar de rechter om over de ouderlijke macht van Sevelina en alimentatie voor beide kinderen, een besluit te nemen. Verzoeker eist vervolgens in april 2014 dat hem de exclusieve ouderlijke macht over de twee dochters wordt toegekend. Maar de Rb van Silute besluit dat Sevelina bij haar moeder gaat wonen.
Verzoeker geeft verweerster dan aan wegens weigering bezoekregeling en dient bij ZWE MinBuZa een verzoek in voor terugkeer van de kinderen op grond van de Haagse conventie. Zowel het regionale Hof van Vilnius (04-09-2014) als het Hof van Beroep (21-10-2014) weigeren toestemming de kinderen terug te laten gaan naar ZWE. Maar na een zitting (waarbij verweerster niet aanwezig is) op 18-10-2014 besluit de ZWE rechter dat verzoeker de exclusieve ouderlijke macht over Sevelina krijgt (op grond van artikel 13 Haagse Conventie). In februari 2015 besluit de Rb Silute dat Seveling bij haar moeder blijft en dat verzoeker alimentatie voor beide kinderen moet betalen. De vraag in deze zaak wie de verantwoordelijke rechter is. Volgens Brussel II is dat de plaats waar het kind zijn gebruikelijke woonplaats heeft, waar het kind (meest) geïntegreerd is. In deze zaak is dat moeilijk te bepalen. De banden met beide landen zijn ongeveer even sterk.

De verwijzende ZWE rechter legt het HvJEU de volgende prejudiciële vraag voor:
“La juridiction de céans doit-elle, en application de l’article 23 sous a), du règlement Bruxelles II ou d’une autre disposition, et nonobstant l’article 24 de ce règlement, refuser de reconnaître la décision prise par le tribunal de première instance de Silute le 18 février 2015 (voir l’annexe A) et poursuivre par conséquent la procédure relative à un droit de garde dont elle est actuellement saisie?”

Specifiek beleidsterrein: VenJ