C-46/15 Ambisig

Contentverzamelaar

C-46/15 Ambisig

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   31 maart 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   17 april 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   17 mei 2015
Trefwoorden: overheidsopdrachten (niet-openbare aanbesteding)

Onderwerp
Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Pb L 134, blz. 114)

Verweerster Associação de Industriais do Concelho de Pombal (AICP) schrijft in april 2013 een niet-openbare aanbesteding uit voor ‘implementatie van systemen voor milieumanagement, kwaliteit en een technologieplatform’. Voor de documentatie dienen de deelnemers € 1000 te voldoen. In augustus 2013 wordt een gegadigde onderneming geselecteerd; de andere twee deelnemers, waaronder verzoekster, worden van deelname uitgesloten. Hierop volgt een procedure en dat besluit wordt in november 2013 vernietigd. Verweerster moet een nieuw besluit over de te volgen procedure en een nieuw bestek opstellen. In december 2013 volgt een nieuwe ronde en in maart 2014 kiest verweerster voor hetzelfde bedrijf en wordt verzoekster opnieuw van verdere deelname uitgesloten. Verzoekster zou niet hebben aangetoond dat zij aan de in het bestek gestelde eis inzake technische bekwaamheid kan voldoen. In de eerste procedure waren de door haar overgelegde verklaringen van klanten niet voorzien van gelegaliseerde handtekeningen, in de tweede procedure heeft zij alleen facturen overgelegd. Verzoekster gaat in beroep tegen het besluit bij de Rb Leiria. Daar voert verzoekster aan dat de kosten voor documentatie in strijd met de POR wet zijn en de eisen voor technische bekwaamheid strijdig met het concurrentiebeginsel, het onpartijdigheidsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel. Hetzelfde geldt voor de vereiste verklaringen van klanten. Zij stelt ook strijd met artikel 48 van RL 2004/18, dat in de POR regelgeving niet is opgenomen en dan ook rechtstreekse werking moet hebben. Omdat verzoekster niet op alle punten in het gelijk wordt gesteld gaat zij in hoger beroep bij de verwijzende rechter. Zij stelt daarin dat in het gewijzigde bestek slechts sprake is van een ‘cosmetische’ wijziging maar dat de inhoud in feite gelijk is gebleven. Met name de eis dat de waarde van de overeenkomsten van de te overleggen klantenverklaringen minstens € 400.000 dient te zijn geeft aan dat de mogelijkheid tot deelname door verweerster wordt ingeperkt.

De verwijzende POR rechter (Tribunal Central Administrativo Sul) oordeelt dat de rechter in eerste instantie correct heeft geoordeeld dat artikel 48 van RL 2004/18 hier (direct) van toepassing is. Wat rest is dat verzoekster het niet eens is met de door die rechter gegeven uitleg van artikel 48 lid 2 onder a), ii), tweede streepje over de wijze van aantonen van technische bekwaamheid, met name de hier vereiste gelegaliseerde handtekening. Gelet op zijn twijfel over de juiste uitleg van het artikel legt hij de volgende vragen voor aan het HvJEU:
1. – Is in het licht van het feit dat het Portugese recht het bepaalde in artikel 48, lid 2, onder a), ii), tweede streepje, van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 niet regelt, die bepaling rechtstreeks toepasselijk in de Portugese rechtsorde, zodat particulieren daaraan een recht ontlenen dat zij kunnen inroepen tegenover aanbestedende diensten?
2. – Moet het bepaalde in artikel 48, lid 2, onder a), ii), tweede streepje, van richtlijn 2004/18/EG aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de toepassing van door de aanbestedende dienst opgestelde bepalingen op grond waarvan een ondernemer diensten niet mag aantonen door een door hem ondertekende verklaring, tenzij hij bewijst dat het voor hem onmogelijk of zeer moeilijk is om een verklaring te verkrijgen van de particuliere afnemer?
3. – Moet het bepaalde in artikel 48, lid 2, onder a), ii), tweede streepje, van richtlijn 2004/18/EG aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen de toepassing van door de aanbestedende dienst opgestelde bepalingen op grond waarvan de verklaring van de particuliere afnemer op straffe van uitsluiting van deelname moet zijn voorzien van een door een notaris, advocaat of andere bevoegde instantie gelegaliseerde handtekening?

Specifiek beleidsterrein: EZ mede BZK

Gerelateerde documenten