C-466/24 Venshova  

Contentverzamelaar

C-466/24 Venshova  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     29 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen:                     15 oktober 2024

Trefwoorden: landbouwsteun, geldigheid verordening, administratieve sancties

Onderwerp: 
-    Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd: artikel 4, lid 4;
-    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie: artikel 28;
-    Gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden: artikelen 18, 19 en 19 bis;
-    Gedelegeerde verordening (EU) 2022/1172 van de Commissie van 4 mei 2022 tot aanvulling van verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toepassing en berekening van administratieve conditionaliteitssancties;
-    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 49, lid 1, derde volzin.

Feiten:
Verzoekende partij is ‘LQ’. Verwerende partij is de directeur van het Staatslandbouwfonds. LQ betwist de rechtmatigheid van een besluit genomen door verwerende partij, waarin de bedragen voor de door LQ aangevraagde steun zijn verlaagd. Tevens zijn er administratieve sancties opgelegd. Verwerende partij stelt dat de in de steunaanvraag opgenomen gegevens onderworpen zijn aan administratieve controles, overeenkomstig artikelen 28 en 29 van verordening 809/2014. De in de steunaanvraag aangegeven landbouwareaal moet ter beschikking staan van een landbouwer, wat moet worden aangetoond door middel van een geregistreerd gebruiksrecht op het areaal. Uit het beheers- en controlesysteem ‘ISAK’ bleek dat LQ geen gebruiksrecht had geregistreerd binnen de wettelijke termijn, en dat de steunaanvraag is aangevraagd voor meer hectaren dan waar LQ volgens het systeem recht op had. LQ stelt dat uit het besluit niet blijkt op welke juridisch relevante feiten het besluit is gebaseerd.

Overweging:
De verwijzende rechter stelt dat het probleem is dat in het systeem het gebruik door het door LQ aangegeven landbouwareaal ook een gebruiksrecht van een andere landbouwer was geregistreerd. De verwijzende rechter stelt dat indien de sanctie rechtmatig is opgelegd op grond van artikel 19 bis van verordening 640/2014, het de vraag is of artikel 49, lid 1, derde volzin van het Handvest toepassing vindt op de opgelegde sanctie. Dat is niet zeker omdat de bepaling met de grondslag voor het sanctiebesluit op het tijdstip van toezending van de brief met het besluit, niet meer voorkomt in de geldende versie van de verordening die betrekking heeft op het controlesysteem, die in werking is getreden op 1 januari 2023. 

Prejudiciële vragen:
1. Verzetten artikel 4, lid 4, van verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021, artikel 28 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 en de artikelen 18 en 19 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 zich tegen een nationale regeling en praktijk van het betaalorgaan van de Republiek Bulgarije met betrekking tot de toepassing van nationale bepalingen, in het bijzonder van artikel 41, leden 3 en 4, van de Zakon za podpomagane na zemedelskite proizvoditeli (wet inzake steun voor eigenaars van landbouwbedrijven), op grond waarvan de eigenaar van een landbouwbedrijf het recht op steun wordt geweigerd voor een landbouwareaal waarvoor hij een gebruiksovereenkomst voor het desbetreffende jaar heeft gesloten, welke overeenkomst echter niet binnen de wettelijk gestelde termijn in het systeem van het ministerie van Landbouw is geregistreerd? 

2. Kan, met inachtneming van artikel 49, lid 1, derde volzin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aan de eigenaar van een landbouwbedrijf een sanctie worden opgelegd op grond van artikel 19 bis van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 [ingetrokken bij gedelegeerde verordening (EU) 2022/1172 van de Commissie van 4 mei 2022 tot aanvulling van verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toepassing en berekening van administratieve conditionaliteitssancties (PB 2022, L 183, blz. 12), waarvan overweging 16 luidt: „Omwille van de duidelijkheid en rechtszekerheid moet gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 worden ingetrokken. Die verordening blijft echter van toepassing op steunaanvragen voor rechtstreekse betalingen die vóór 1 januari 2023 zijn ingediend, op betalingsaanvragen die verband houden met bijstandsmaatregelen die in het kader van verordening (EU) nr. 1305/2013 worden uitgevoerd, en op het controlesysteem en de administratieve sancties in het kader van de randvoorwaarden.”], die in het jaar 2021 van kracht was, wanneer op het tijdstip van toezending van de brief waarbij de sanctie is opgelegd, te weten 13 januari 2023, artikel 19 bis van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 niet langer is opgenomen in de vanaf 1 januari 2023 geldende versie ervan?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-525/13; C-294/19 en C-304/19 Piscicola Tulcea en Ira Invest; C-116/20 SC Avio Lucos

Specifiek beleidsterrein: LVVN