C-47/20 Stadt Karlsruhe
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 30 maart 2020 Schriftelijke opmerkingen: 16 mei 2020
Trefwoorden : erkenning rijbewijs, verlenging, motorvoertuigen
Onderwerp :
Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs
Feiten:
Verzoeker, een Duits onderdaan, heeft sinds 1992 een verblijfplaats in Spanje en een tweede verblijfplaats in Duitsland. Op 21-10-1992 is aan verzoeker in Spanje een rijbewijs afgegeven van onder meer de categorieën A en B. Op 12-12-2008 bestuurde verzoeker in Duitsland een motorvoertuig met een bloedalcoholgehalte van 2,12 promille. Hij werd daarom veroordeeld wegens dronkenschap in het verkeer. Tevens werd hem wegens ontbrekende rijgeschiktheid het recht ontzegd om met het Spaanse rijbewijs in Duitsland motorvoertuigen te besturen. Terwijl het verbod in Duitsland nog van kracht was, werd aan verzoeker in Spanje een nieuw rijbewijs afgegeven van de categorieën A1, A2, A en B, dat net als zijn vorige rijbewijs geldig was tot 22-10-2012. Op 15-10-2012 verkreeg hij in Spanje een rijbewijs van de categorieën A1, A2, A en B, geldig tot 22-10-2014, op 18-09-2014 een rijbewijs van de categorieën AM, A1, A2, A en B, geldig tot 22-10-2016 en ten slotte op 06-09-2016 zijn huidige rijbewijs van de categorieën AM, A1, A2, A en B, dat geldig is tot 22-10-2021. In de rijbewijzen staat voor die voertuigcategorieën als datum van ingang van de geldigheid telkens 21-10-1992 vermeld. Op 20-01-2014 verzocht verzoeker om erkenning in Duitsland van zijn Spaanse rijbewijs, welke werd afgewezen. Tegen deze beslissing heeft verzoeker vervolgens beroep in Revision ingesteld. Verzoeker stelt dat willekeurig en zonder rechtsgrondslag wordt aangenomen dat de Spaanse bestuursmaatregelen niet kunnen worden beschouwd als afgifte van een rijbewijs in de zin van artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/126, maar dat het hierbij zou gaan om een verlenging van zijn oorspronkelijke rijbewijs van 21-10-1992. Verder geeft hij aan dat enkel de Spaanse autoriteit bevoegd is om vast te stellen of verzoeker weer rijgeschikt is. Het desbetreffende besluit is niet vatbaar voor toetsing door de Duitse instanties. Verweerster is van mening dat haar besluit, dat door de rechters in de eerdere instanties is bekrachtigd, juist is.
Overweging:
In wezen gaat het hier om de vraag in hoeverre het Unierechtelijke erkenningsbeginsel van artikel 2, lid 1, van richtlijn 2006/126 ook van toepassing is in het geval van verlenging van een rijbewijs in de zin van artikel 7, lid 3, tweede alinea, van richtlijn 2006/126, door de lidstaat van de gewone verblijfplaats nadat de lidstaat van verblijf de betrokkene vanwege rijden onder invloed van alcohol en het daaruit voortvloeiende ontbreken van de rijgeschiktheid het recht heeft ontzegd om op zijn grondgebied van zijn rijbewijs gebruik te maken. De verwijzende rechter acht het zeer aannemelijk dat bij de verlenging van een rijbewijs van de in artikel 7, lid 3, tweede alinea, van richtlijn 2006/126 vermelde categorieën, die plaatsvindt nadat de houder van het rijbewijs in de lidstaat van verblijf vanwege het daar vastgestelde ontbreken van de rijgeschiktheid het recht is ontzegd om op het grondgebied van die lidstaat van zijn rijbewijs gebruik te maken, geen verplichting tot erkenning zonder enige formaliteit bestaat. Een dergelijke erkenningsverplichting moet volgens vaste rechtspraak van het Hof wel worden aangenomen met betrekking tot de afgifte van een rijbewijs
Prejudiciële vraag:
Verzetten artikel 2, lid 1, en artikel 11, lid 4, tweede alinea, van richtlijn 2006/126/EG zich ertegen dat een lidstaat op wiens grondgebied de houder van een door een andere lidstaat afgegeven EU-rijbewijs van de categorieën A en B vanwege het rijden onder invloed van alcohol het recht is ontzegd om met dat rijbewijs in de eerstgenoemde lidstaat motorvoertuigen te besturen, de erkenning weigert van een rijbewijs van die categorieën dat aan de betrokkene in de tweede lidstaat na de ontzegging is afgegeven bij wijze van verlenging in de zin van artikel 7, lid 3, tweede alinea, van richtlijn 2006/126/EG?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-329/06 en C-343/06), C-321/07, C-419/10, C-260/13
Specifiek beleidsterrein: IenW