C-470/19 Friends of the Irish Environment
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 6 augustus 2019 Schriftelijke opmerkingen: 23 september 2019
Trefwoorden : Verdrag van Aarhus, Inzage gerechtelijke dossiers, “gerechtelijke hoedanigheid”
Onderwerp :
- Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus)
- Artikel 255, VEU
- Artikel 15, lid 3, VWEU
- Artikel 38, lid 2, Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
- Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad
- Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
- Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen
- Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG
Feiten:
Verzoekster (Friends of the Irish Environment) heeft zich tot de Courts Service of Ireland (eerste medegedaagde) gewend om documenten uit de procedure tussen Y en X (tweede en derde medegedaagden) op te vragen krachtens het Verdrag van Aarhus, richtlijn 2004/3 en de nationale WOB-regeling. De Courts Service gaf een negatief antwoord aangezien zij van mening was dat de regelingen geen toegang gaven tot gerechtelijke documenten. Vervolgens verzoekster een wens tot interne herziening ingediend bij de Courts Service, waarop geen reactie is gekomen binnen een maand. Hierop dient verzoekster een beroepschrift in bij verweerder (Commissioner for Environmental Information). Verweerder heeft besloten dat de Courts Service de documenten beheert in zijn rechterlijke hoedanigheid en dat dit optreden geen blijk geeft van optreden als overheidsinstantie. De Commissioner was dus niet bevoegd om het besluit van de Courts Service over de toegang tot informatie over het milieuverzoek te herzien.
Overweging:
In wezen wil de verwijzende rechter weten of de Courts Service beschikt over de gertechtelijke dossiers in een rechterlijke hoedanigheid in de zin van artikel 2, lid 2 van de richtlijn. Dit is met name van belang voor het geval, zoals in onderhavig geding, wanneer de definitieve uitspraken eenmaal zijn gegeven en de rechtsmiddelen in het kader van een procedure zijn uitgeput. Deze vraag is nog niet door het HvJEU of de rechtbanken van de lidstaten beoordeeld.
Prejudiciële vraag:
1) Is het toezicht op de toegang tot gerechtelijke dossiers van procedures waarin een einduitspraak is gedaan, waarin de beroepstermijn is verstreken en verder geen beroep of ander rechtsmiddel aanhangig is, maar waaromtrent verdere verzoeken in specifieke omstandigheden mogelijk zijn, aan te merken als het optreden in een „rechterlijke hoedanigheid” in de zin van artikel 2, lid 2, van richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-204/09; C-204/09, conclusie AG Sharpston; Deutsche Umwelthilfe, C-515/11; Zweden en API/Commissie en Commissie/API, C-514/07 P, C-528/07 P en C-532/07 P, conclusie AG C-514/07 P; C-213/15 P; C-279/12; Minister for Justice and Equality (Gebreken in het gerechtelijk apparaat), C-216/18 PPU.
Specifiek beleidsterrein: JenV, EZK, IenW