C-472/23 L.  

Contentverzamelaar

C-472/23 L.  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement: 2 oktober 2023
Schriftelijke opmerkingen:                 18 november 2023

Trefwoorden: kredietovereenkomst, evenredigheid van de opgelegde sanctie, niet-nakoming van de informatieverplichting

Onderwerp:

•            Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (hierna: „richtlijn 2008/48”): overwegingen 6, 8, 9, 19, 31 en 47, artikel 10, lid 2, onder g) en k), en artikel 23;

•            Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikel 6, lid 1.

Feiten:

D.K. heeft met verweerder een kredietovereenkomst gesloten. In de overeenkomst is aangegeven dat de bank vergoedingen en commissielonen in rekening brengt in overeenstemming met de contractuele bedingen en met de lijst van tarieven van de verschuldigde vergoedingen en commissielonen en dat deze kosten in rekening worden gebracht uit hoofde van handelingen in het kader van de afwikkeling van het krediet en de wijziging van de contractuele bedingen. De vergoedingen zijn vastgesteld in de „Lijst van tarieven van de door A.B.S.A. voor particuliere klanten gehanteerde vergoedingen en commissielonen”. Ook wordt in de kredietovereenkomst een mechanisme voor het verhogen van de verschuldigde vergoedingen vermeld.

Uit het verzamelde bewijsmateriaal volgt dat de bank bij de tenuitvoerlegging van de kredietovereenkomst niet alleen rente heeft berekend over het bedrag dat rechtstreeks is uitgekeerd aan de consument maar tevens rente over de totale kredietkosten in rekening heeft gebracht. Indien alleen rente over het totale kredietbedrag in rekening was gebracht, zou het jaarlijkse kostenpercentage lager zijn dan het percentage dat in de kredietovereenkomst wordt genoemd. De verzoekende partij L. sp. z o.o. heeft van D.K. alle vorderingen verworven die door laatstgenoemde jegens de kredietgever kunnen worden ingesteld. Verzoeksters vordering strekt tot vergoeding van de kosten en de rente die uit hoofde van het consumentenkrediet verschuldigd zijn.

Overweging:

Verzoekster vordert o.a. dat inbreuk gemaakt is op nationale wetgeving die uitvoering geeft aan artikel 10, lid 2, onder g) en k) van Richtlijn 2008/48. De verwijzende rechter twijfelt aan de uitleg van dit artikel. De rechter vraagt zich af of de loutere opsomming van de omstandigheden waarin de vergoedingen worden verhoogd en een vermelding van de mechanismen voor een dergelijke verhoging volstaan om aan te nemen dat is voldaan aan de informatieverplichting. De twijfels van de rechter hebben tevens betrekking op de evenredigheid van een sanctie die kan worden opgelegd ongeacht het soort niet-nakoming van de informatieverplichting en ongeacht de impact van die niet-nakoming op het door de consument genomen besluit om de overeenkomst te sluiten.

De verwijzende rechter is van oordeel dat weliswaar onjuiste informatie over het jaarlijkse kostenpercentage en bijgevolg tevens over het totale door de consument te betalen bedrag in de consumentenkredietovereenkomst is opgenomen, maar dat een dergelijke handelwijze geen werkelijke invloed op het besluit van de consument kan hebben gehad. Hoewel de kredietgever letterlijk heeft aangegeven onder welke voorwaarden de vergoedingen kunnen worden verhoogd, weet de consument in wezen niet dat de betreffende omstandigheid zich heeft voorgedaan en dat deze omstandigheid heeft geleid tot een verhoging van de kosten die een wijziging van de verschuldigde vergoedingen rechtvaardigt. Evenmin is gewaarborgd dat de consument daarvan in kennis zal worden gesteld. De rechter twijfelt over de vraag of onjuist verstrekte informatie over het jaarlijkse kostenpercentage waardoor de offerte van de kredietgever niet aantrekkelijker wordt gemaakt kan worden geacht neer te komen op een gebrek aan informatie of op een niet-nakoming van de informatieverplichting die de toepassing van een sanctie rechtvaardigt.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 10, lid 2, onder g), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad, gelezen in samenhang met de overwegingen 6, 8 en 31 van deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat de kredietgever de krachtens deze bepaling op hem rustende verplichting niet is nagekomen wanneer een deel van de bedingen van de met hem gesloten consumentenkredietovereenkomst wordt geacht oneerlijk te zijn en het door de kredietgever bij de sluiting van de overeenkomst opgegeven jaarlijkse kostenpercentage daardoor hoger is dan wanneer het betreffende oneerlijke contractuele beding wordt geacht niet-bindend te zijn?

2) Moet artikel 10, lid 2, onder k), van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad, gelezen in samenhang met de overwegingen 6, 8 en 31 van deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat het voldoende is om de consument mee te delen hoe vaak, in welke situaties en met welk maximumpercentage de in verband met de uitvoering van de overeenkomst verschuldigde vergoedingen kunnen worden verhoogd, zelfs indien de consument niet kan nagaan of een bepaalde situatie zich voordoet en de door de consument verschuldigde vergoeding bijgevolg kan worden verdubbeld?

3) Moet artikel 23 van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad, gelezen in samenhang met de overwegingen 6, 8, 9 en 47 van deze richtlijn, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen nationale bepalingen die slechts voorzien in één sanctie voor niet-nakoming van de aan de kredietgever opgelegde informatieverplichting, ongeacht de mate van niet-nakoming van de informatieverplichting en ongeacht de invloed daarvan op het mogelijke besluit van de consument om de kredietovereenkomst te sluiten, waarbij deze sanctie inhoudt dat voor het krediet geen rente of kosten in rekening mogen worden gebracht?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: Home Credit Slovakia, C-42/15.

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten