C-473/13 en C-514/13 Bero ea
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraken Klik op de zaken C-473/13 en C-514/13 voor de volledige dossiers van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 14 november 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 30 november 2013 Schriftelijke opmerkingen: 31 december 2013 Trefwoorden: verblijfsstatus; illegaliteit
Onderwerp Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348, blz. 98) Zaak C-473/13 De asielaanvraag van verzoekster Adala Bero in deze zaak, vermoedelijk van Syrische nationaliteit (statenloos), wordt afgewezen en zij krijgt een vertrekverplichting opgelegd. Voor haar verwijdering heeft zij een tijd in bewaring doorgebracht. Haar beroep tegen die beslissing is verworpen. De DUI Länder zijn verantwoordelijk voor bewaring met het oog op verwijdering. Verzoekster bevindt zich in het Land Hessen en heeft haar bewaring in een gewone gevangenis doorgebracht omdat daar geen speciale inrichtingen voor deze gevallen bestaan. Na een beroep op de ‘billijkheidscommissie’ van het Land Hessen komt verzoekster ‘vrij’. Zij gaat in hoger beroep en eist vaststelling dat zij door het bevel tot bewaring van het Amtsgericht en de verwerping van haar beroep door het Landgericht in haar rechten is geschaad. Het Landgericht stelt haar in het ongelijk, RL 2008/115 staat onderbrenging in een gevangenis samen met strafrechtelijk veroordeelde gedetineerden bij uitzondering toe.
De verwijzende DUI rechter constateert dat de bepaling in de DUI Wet inzake verblijf op grond waarvan onderbrenging in gevangenissen onder voorwaarden toelaatbaar is pas op 26 november 2011 in werking is getreden, na invrijheidsstelling van verzoekster. De termijn voor omzetting van RL 2008/115 was echter al op 24 december 2010 verstreken, ver voor verzoeksters bewaring. Hij besluit dan ook dat het slagen van het hoger beroep afhankelijk is van nadere uitleg van artikel 16 lid 1 van RL 2008/115 en legt het HvJEU de volgende prejudiciële vraag voor: “Verplicht artikel 16, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348, blz. 98) ook dan een lidstaat om voor bewaring met het oog op verwijdering in beginsel gebruik te maken van speciale inrichtingen voor bewaring indien dergelijke inrichtingen enkel in een aantal, maar niet in alle federale geledingen van deze lidstaat beschikbaar zijn?” Zaak C-514/13 In deze zaak is verzoeker Ettayebi Bouzalmate Marokkaans staatsburger die zegt op 24 september 2010 DUI per vliegtuig te zijn ingereisd en op 8 oktober asiel te hebben aangevraagd. Op 12 januari 2012 wordt zijn aanvraag kennelijk ongegrond verklaard en krijgt hij verwijdering aangezegd. Sinds 25 januari 2012 rust op verzoeker een ‘afdwingbare verplichting tot vertrek’. Verzoeker wordt in maart 2013 aangehouden en er volgt een verzoek om een bevel tot bewaring met het oog op verwijdering maar dat wordt door het OM niet gehonoreerd. Verzoeker wordt dan in april 2013 veroordeeld wegens illegaal verblijf tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf van vijf maanden. Op 13 juli 2013 wordt hij in München aangehouden. Het Kantongerecht vonnist in kort geding bewaring met het oog op verwijdering voor maximaal twee weken. De complexiteit in deze zaak is dat verzoeker volgens zijn gevolmachtigde suïcidale neigingen heeft waarvoor hij behandeld zou moeten worden. Er wordt een psychiatrisch rapport opgesteld waarin geen sprake van een geestesziekte wordt geconcludeerd. Op 12 september 2013 doet verzoeker een poging tot zelfmoord en hij wordt overgebracht naar een psychiatrische kliniek. Op 20 september staat hij weer buiten. Er wordt alsnog een bevel tot bewaring met het oog op verwijdering uitgevaardigd. Hij brengt die door in de penitentiaire inrichting München, waartegen zijn gevolmachtigde beroep instelt. De vraag die aan het Hof wordt voorgelegd luidt hetzelfde als in zaak C-473/13. Specifiek beleidsterrein: VenJ