C-475/24 Fashion TV RO et Maestro
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 10 september 2024 Schriftelijke opmerkingen: 27 oktober 2024
Trefwoorden: ne-bis-in-idembeginsel, belastingontwijking
Onderwerp: - Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikelen 167, 168 en 178; - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 47 en 50.
Feiten: Een van de verzoekende partijen is ‘Fashion TV RO SRL’ (hierna: Fashion TV). Zij produceert films, video’s en televisieprogramma’s. In de periode tussen 2014-2015 zijn er belastingcontroles geweest bij de vennootschap, waarna verschillende (achterstallige) belastingen werden gevorderd via een naheffingsaanslag. Het bleek dat geregistreerde facturen aan diverse leveranciers niet correct waren opgesteld, en er kon niet worden aangetoond dat de transacties daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De fiscale inspectiedienst heeft de onderzoeksinstanties gecontacteerd zodat er kon worden nagegaan of de feiten strafbare feiten van economische en financiële aard vormden. Fashion TV heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. Het bezwaar is opgeschort omdat het strafrechtelijk onderzoek nog bezig was. Tegen het opschortbesluit heeft Fashion TV beroep ingesteld bij de rechter.
Overweging: Uiteindelijk is er vrijspraak gelast door de rechter omdat er geen bewijs zou bestaan dat het strafbare feit van belastingontwijking was gepleegd. De verwijzende rechter wil weten of de civiele rechter (in een daaropvolgende administratieve procedure ter vernietiging van de naheffingsaanslag) moet nagaan of is voldaan aan de materiële en formele voorwaarden van richtlijn 2006/112 voor de uitoefening van het recht op aftrek. Daarbij is het tevens de vraag of de rechter de in de loop van de strafprocedure overgelegde bewijzen mag of moet onderzoeken, dan wel of het ne-bis-in-idembeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van gewettigd vertrouwen zich juist verzetten tegen een nieuw onderzoek van de in de loop van de strafprocedure overgelegde bewijzen.
Prejudiciële vraag: Moet in omstandigheden waarin in een strafprocedure wegens belastingontwijking een sepotbesluit is genomen ten aanzien van de wettelijke vertegenwoordiger van de belastingplichtige omdat het ten laste gelegde feit niet is bewezen, omdat er geen bewijs is dat de wettelijke vertegenwoordiger van de belastingplichtige het strafbare feit heeft gepleegd en omdat ook de strafrechtelijke aansprakelijkheid verjaard blijkt te zijn, op grond van de artikelen 47 en 50 van de Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het algemene rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van gewettigd vertrouwen, het ne-bis-in-idembeginsel worden toegepast, met als gevolg dat de fiscale procedures ten aanzien van de belastingplichtige worden stopgezet, of mag – dan wel moet – de civiele rechter bij wie een verzoek is ingediend om de naheffingsaanslag ten aanzien van die belastingplichtige nietig te verklaren, gelet op het doel om fiscale fraude, belastingontwijking en eventuele misbruiken te bestrijden, zoals erkend in richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, nagaan of is voldaan aan de materiële en formele voorwaarden van richtlijn 2006/112/EG om het recht op aftrek uit te oefenen, onder meer door de bewijsstukken te onderzoeken die tijdens de strafprocedure zijn overgelegd?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-80/11, C-142/11, C-277/14, C-354/03, C-355/03 en C-484/03; C-101/16 Paper Consult; C-43/19 Vodafone Portugal; C-277/14 PPUH; C-537/16 Garlsson Real Estate e.a.; C-524/15; C-58/22 Parchetul de pe lângă Curtea de Apel Craiova e.a.
Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal; JenV