C-477/13 Angerer
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 21 oktober 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 7 november 2013 Schriftelijke opmerkingen: 7 december 2013 Trefwoorden: erkenning beroepskwalificaties
Onderwerp Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255, blz. 22), laatstelijk gewijzigd bij verordening nr. 623/2012 van de Commissie van 11 juli 2012 (Pb L 180, blz. 9)
Verzoeker vraagt om inschrijving in de architectenlijst van de Beierse orde van architecten als zelfstandig architect. Hij heeft de DUI nationaliteit maar woont zowel in OOS als in DUI bij zijn gezin. Hij heeft in 2007 naar OOS recht de bekwaamheidsproef voor het beroep van bouwtechnicus met succes afgerond. Sindsdien werkt hij in OOS als bouwtechnicus. Hij wordt door de BEI ingenieurskamer met al zijn kwalificaties zonder beperkingen ingeschreven (hij heeft het leerlingwezen metselaar gevolgd en verschillende vakdiploma’s behaald op het gebied van bouwen. Nog tijdens de procedure behaalt hij de academische graad civiel ingenieur). Verzoeker heeft ook gevraagd om inschrijving in de lijst van buitenlandse dienstverleners maar dat wordt afgewezen en voor zijn aanvraag tot inschrijving op de architectenlijst heeft hij niet de vereiste papieren ingevuld noch een bewijs overgelegd van een afgeronde universitaire studie op het gebied van architectuur. Verzoeker gaat in beroep en de rechter stelt hem in het gelijk. Door de rechter in hoger beroep wordt ook zijn eis tot inschrijving op de architectenlijst toegewezen. Volgens de motivering van dit arrest is voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving in de architectenlijst, gelet op RL 2005/36/EG. Verweerder vraagt echter herziening aan en concludeert tot verwerping van het beroep. In DUI valt het architectenrecht onder de bevoegdheid van de deelstaten en is in casu geregeld in de BEI wet inzake de Bayerische Architektenkammer en de Bayerische Ingenieurekammer-Bau (Baukammerngesetz - BauKaG) van 9 mei 2007 (GVBl blz. 308), laatstelijk gewijzigd bij wet van 11 december 2012.
De verwijzende DUI rechter (Bundesverwaltungsgericht Leipzig) Gaat ervan uit dat voor verzoeker geen beperkingen gelden voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheden waartoe hij volgens OOS recht bevoegd is. Hij heeft nadere uitleg nodig over het in de RL genoede ‘ bijzondere en uitzonderlijke reden’ , en stelt daarom de volgende vragen aan het HvJEU 1. a) Zijn onder “bijzondere en uitzonderlijke reden” in de zin van artikel 10 van de richtlijn die omstandigheden begrepen die in de daarna genoemde categorieën (sub a tot en met g) zijn gedefinieerd, of dient naast deze omstandigheden sprake te zijn van een “bijzondere en uitzonderlijke reden” op grond waarvan de aanvrager niet voldoet aan de in de hoofdstukken II en III van titel III van de richtlijn genoemde voorwaarden? b) Van welke aard dient de “bijzondere en uitzonderlijke reden” in dit laatste geval te zijn? Moet het gaan om persoonlijke redenen, bijvoorbeeld de individuele levensloop, op grond waarvan de migrant bij uitzondering niet voldoet aan de voorwaarden voor automatische erkenning van zijn opleiding overeenkomstig hoofdstuk III van titel III van de richtlijn? 2. a) Vereist het begrip architect in de zin van artikel 10, sub c, van de richtlijn dat de migrant in de lidstaat van oorsprong naast technische werkzaamheden op het gebied van de planning van, het toezicht op en de uitvoering van werken ook artistiek-vormgevende werkzaamheden, werkzaamheden op het gebied van de stedenbouwkunde, economische werkzaamheden en in voorkomend geval werkzaamheden op het gebied van de monumentenzorg heeft verricht of na zijn opleiding had mogen verrichten, en zo ja in welke omvang? b) Vereist het begrip architect in de zin van artikel 10, sub c, van de richtlijn dat de migrant een opleiding op universitair niveau heeft gevolgd die vooral gericht was op architectuur, in die zin dat deze naast technische aspecten van de planning van, het toezicht op en de uitvoering van werken ook artistiek-vormgevende aspecten alsmede onderwerpen op het gebied van stedenbouwkunde, economie en in voorkomend geval monumentenzorg omvatte, en zo ja in welke omvang? c) (i) Is voor het antwoord op de vragen a) en b) van belang hoe de beroepstitel “architect” in andere lidstaten gewoonlijk wordt gebruikt (artikel 48, lid 1, van de richtlijn); (ii) of is het voldoende vast te stellen hoe de beroepstitel “architect” in de lidstaat van oorsprong en in de ontvangende lidstaat gewoonlijk wordt gebruikt; (iii) of kan het spectrum van de op het gebied van de Europese Unie gewoonlijk met de titel “architect” verbonden werkzaamheden worden afgeleid uit artikel 46, lid 1, tweede alinea, van de richtlijn? Specifiek beleidsterrein: BZK Mede OCW