C-483/24 ALDI
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 27 augustus 2024 Schriftelijke opmerkingen: 13 oktober 2024
Trefwoorden: voedselveiligheid, levensmiddelenhygiëne, inspanningsverplichting
Onderwerp: - Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne: artikel 4, lid 2, en bijlage II.
Feiten: Verwerende partij is ‘ALDI’. Na een controle in een aantal winkels en een magazijn van verwerende partij was het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) van mening dat verwerende partij de Europese regelgeving inzake hygiëne en voedselveiligheid had geschonden. Er is proces-verbaal opgesteld over onder andere de aanwezigheid van uitwerpselen en kadavers van knaagdieren. Verwerende partij is door het Openbaar Ministerie vervolgd. Er is hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg, waar ALDI was vrijgesproken.
Overweging: ALDI is vrijgesproken omdat de rechter in eerste aanleg had geoordeeld dat de bepalingen uit het Europese recht inzake levensmiddelenhygiëne slechts een inspanningsverplichting inhield voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven. De verwijzende rechter vraagt zich af of de verplichtingen die zijn neergelegd in artikel 4, lid 2, van verordening 852/2004 inderdaad slechts een inspanningsverplichting betreft, of dat het een resultaatsverplichting is waardoor de bepalingen wel geschonden zijn door de exploitanten.
Prejudiciële vraag: Leggen de verplichtingen die zijn neergelegd in artikel 4, lid 2, van verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne en in bijlage II bij deze verordening, meer in het bijzonder in hoofdstuk I, punt 2, onder c), hoofdstuk V, punt 1, onder a), en hoofdstuk IX, punten 2, 3 en 4, ervan, de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de groot- en detailhandel een resultaatsverplichting op in die zin dat de vaststelling van sporen of uitwerpselen van ongedierte in winkels en magazijnen, behoudens overmacht, vreemde oorzaken, of onoverkomelijke dwaling, volstaat om aan te tonen dat voornoemde verordening is geschonden, of geldt voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven slechts een inspanningsverplichting, dat wil zeggen dat zij al het mogelijke moeten doen om de aanwezigheid van ongedierte te voorkomen, zodat de enkele vaststelling door de nationale administratieve autoriteit dat er in winkels en magazijnen sporen of uitwerpselen van ongedierte aanwezig zijn, niet volstaat om schending van die verordening aan te tonen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -
Specifiek beleidsterrein: LVVN; VWS