C-489/23 Casa Judeteana de Asigurari de Sanatate Mures e.a

Contentverzamelaar

C-489/23 Casa Judeteana de Asigurari de Sanatate Mures e.a

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    26 december 2023
Schriftelijke opmerkingen:                    12 februari 2024

Trefwoorden: sociale zekerheid, grensoverschrijdende gezondheidszorg

Onderwerp:

-             Artikelen 49 en 56 VWEU;

-             Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg: artikel 7;

-             Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen: artikel 22;

-             Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels: artikel 20, lid 1 en 2.

Feiten:

Bij de verzoekende partij (AF) is in 2018 kanker vastgesteld. De verwerende partijen zijn hier de Roemeense regering (ministerie van Volksgezondheid) en de Ziektenkostenverzekering Casa Județeană de Asigurări de Sănătate Mureș (hierna: CJAS). AF werd gewezen op de mogelijkheid van een chirurgische operatie met de robot DaVinci (Robot assisted radical prostatectomy), en deze operatie kon uitgevoerd worden in het particuliere gezondheidsstelsel tegen een betaling. Vier maanden na de diagnose besluit AF om de behandeling tegen dezelfde prijs te laten doen in een ziekenhuis in Duitsland. Hiertoe heeft AF bij het CJAS verzocht om afgifte van een E 112-formulier overeenkomstig nr. 1408/71, maar dit verzoek werd niet ingewilligd. In 2018 kon AF de operatie in Duitsland ondergaan, vanwege een annulering van een andere patiënt. AF had anders na de goedkeuring van het CJAS nog ongeveer 8 weken moeten wachten om een nieuwe afspraak te maken. AF heeft voor de voorafgaand aan de operatie betaald. Hierna besluit AF om de aanvraag per aangetekende post met ontvangstbevestiging naar CJAS op te sturen. CJAS heeft de betalingsaanvraag voor de operatie afgewezen, met de verwijzing dat het E 112-formulier moet worden afgegeven vóór het vertrek en dat voor teruggaaf de procedure van regeringsbesluit nr. 304/2014 moet worden gevolgd. AF stelt deze procedure te hebben gevolgd, maar zonder succes. AF stelt beroep in tegen de afwijzing van het verzoek om terugbetaling.

Overweging:

De vragen hebben onder meer betrekking op twee vereisten: het vereiste dat de verzekerde door een arts van een openbare en niet van een particuliere zorginstelling van de betrokken staat moet zijn onderzocht; en het vereiste dat door de staat van herkomst van de patiënt een verwijzing voor opname moet zijn afgegeven, ook al wordt de dienst in een andere lidstaat verricht. Het CJAS wijst op rechtspraak van het Hof over de uitlegging van artikel 7, lid 2, richtlijn 2011/24, waar verschillende uitspraken zijn geweest waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen geplande ziekenhuiszorg en niet-geplande ziekenhuiszorg. Volgens de verwerende partijen is het eerste vereiste toegestaan op grond van artikel 7. De verwijzende rechter twijfelt hieraan, met verwijzing naar andere rechtspraak. De verwijzende rechter twijfelt tevens over de vraag of het tweede vereiste redelijkerwijs gerechtvaardigd is in casu, omdat dit vereiste verder lijkt te gaan dan in de artikel 20 van verordening nr. 883/2004 gestelde voorwaarden. Hierbij verwijst hij ook naar overwegingen 8 en 43, artikel 7, leden 1 en 4, en artikel 8, lid 1, van richtlijn 2011/24 en naar het arrest in de zaak C-243/19 Veselības ministrija. Daarnaast vraagt de verwijzende rechter om duidelijkheid over de wijze waarop de vergoeding volgens de nationale wetgeving wordt berekend, met name of deze voldoet aan de verplichting van artikel 5, onder b), van richtlijn 2011/24.

Prejudiciële vragen:

1. Moeten de artikelen 49 en 56 VWEU en artikel 7, lid 7, van richtlijn 2011/24/EU aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling die de vergoeding van de kosten van een in de woonstaat verplicht verzekerde persoon automatisch afhankelijk stelt van een medische beoordeling door een gezondheidswerker die medische diensten verricht binnen het zorgverzekeringsstelsel van die staat en van de daaropvolgende afgifte van een verwijzing voor opname door die gezondheidswerker, zonder dat gelijkwaardige medische geschriften van particuliere zorginstellingen mogen worden overgelegd, ook wanneer de verzekerde is opgenomen en de medische dienst is verricht in een andere lidstaat dan die waar de verzekerde woont?

2. Moeten de artikelen 49 en 56 VWEU, artikel 22, lid 1, onder c), van verordening nr. 1408/71, de beginselen van vrij verkeer van patiënten en diensten en de beginselen van doeltreffendheid en evenredigheid aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die, ingeval geen voorafgaande toestemming is verkregen, het bedrag van de te vergoeden prestaties vaststelt op het niveau van de kosten die de woonstaat zou hebben gemaakt indien de zorg op zijn grondgebied zou zijn verleend, door middel van een berekeningsformule die het bedrag van die vergoeding aanzienlijk beperkt ten opzichte van de kosten die de verzekerde daadwerkelijk heeft gemaakt in de lidstaat die de zorg heeft verleend?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-268/13; C-430/12; C-368/98 C-173/09; C-372/04; C-326/00 IKA; C-145/03 Keller; C-211/08 Commissie/Spanje; C-157/99 ; C-385/99; C-444/05; C-538/19 Casa Națională de Asigurări de Sănătate en Casa de Asigurări de Sănătate Constanța en C-243/19 Veselības ministrija.

Specifiek beleidsterrein: VWS