C-491/13 Ben Alaya
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 29 oktober 2013 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 15 november 2013 Schriftelijke opmerkingen: 15 december 2013 Trefwoorden: visumverlening (studievisum) Onderwerp: richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk (Pb L 375, blz. 12)
Verzoeker is in 1989 in DUI geboren maar heeft de Tunesische nationaliteit. In 1995 is hij naar zijn grootouders in Tunesië vertrokken en heeft daar zijn middelbare school afgerond (2010). Hij schrijft zich in voor de studie informatica aan de Universiteit van Tunis en tracht tegelijkertijd een studie in DUI te beginnen, hetgeen is gelukt voor het wintersemester 2013/14. Maar de DUIaut (Stadt Recklinghausen) weigeren hem een (studenten)visum te verlenen omdat zij van mening zijn dat zijn studiemotivatie twijfelachtig is; Duits is voor hem een vreemde taal en het is niet duidelijk in hoeverre een studie in DUI nuttig is voor het plan om later in Tunesië als wiskundeleraar te gaan werken. Verzoeker gaat in beroep tegen de afwijzing. Hij voert aan dat zijn vader voor zijn levensonderhoud garant staat en is ervan overtuigd zijn opleiding in DUI te kunnen voltooien.
Volgens de verwijzende DUI rechter (Verwaltungsgericht Berlin) heeft de visumverlenende instantie naar nationaal recht beoordelingsvrijheid – hij kán een visum voor studiedoeleinden afgeven als aanvrager aan bepaalde voorwaarden voldoet. Maar de verwijzende rechter vraagt zich af of deze uitleg verenigbaar is met RL 2004/114, en legt het HvJEU de volgende vraag voor: “Volgt uit richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk (PB L 375, blz. 12) een uit een gebonden bevoegdheid voortvloeiend recht op afgifte van een visum voor studiedoeleinden en een daaropvolgende verblijfstitel overeenkomstig artikel 12 van deze zogenoemde studentenrichtlijn, wanneer is voldaan aan de „toelatingsvoorwaarden”, dit wil zeggen de voorwaarden van de artikelen 6 en 7, en geen grond voor weigering van de toelating overeenkomstig artikel 6, lid 1, sub d, van de richtlijn bestaat?”
Specifiek beleidsterrein: VenJ